MAT 2.1.3 Kunststoffen polymerisatie

Kunststoffen
In deze les gaan we lesstof uit week 1, 2 en 3 herhalen en de bijbehorende opdrachten maken.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
WerktuigbouwkundeMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Kunststoffen
In deze les gaan we lesstof uit week 1, 2 en 3 herhalen en de bijbehorende opdrachten maken.

Slide 1 - Tekstslide

Naamgeving
De naam is opgedeeld uit 2 delen:
Eerste letters geven het aantal C-atomen;
Achtervoegsel aan of een geeft aan of het verzadigd polymeer is (aan), of onverzadigd (een):

Slide 2 - Tekstslide

Naamgeving

Slide 3 - Tekstslide

1. Hoe heet de monomeer hier
rechts weergeven?

Slide 4 - Open vraag

2. Hoe heet de monomeer hier
rechts weergeven?

Slide 5 - Open vraag

3. Hoe heet de monomeer hier
rechts weergeven?

Slide 6 - Open vraag

4. Hoe heet de monomeer hier
rechts weergeven?

Slide 7 - Open vraag

Prefix
Soms worden waterstofatomen vervangen door fluor-atomen om bijvoorbeeld de kunststof flexibeler te maken.
Qua naamgeving geef je eerst het aantal fluor-atomen weer met een prefix (tabel rechts). Daarna tel je het aantal C-atomen

Slide 8 - Tekstslide

Hoe noemen we de volgende monomeer?

Slide 9 - Open vraag

6. Waaruit bestaan kunststoffen?
A
kristallen
B
koolstofatomen
C
ketenmoleculen
D
ethaan

Slide 10 - Quizvraag

Polymerisatie
Als meerdere monomeren aan elkaar worden geplakt ontstaat een polymeer. Deze geven we aan met de prefix: poly.

Slide 11 - Tekstslide

Welk polymeer zien we hieronder?
Tip: het monomeer wordt steeds gekopieerd.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

Voor meer uitleg over de vorming van Polypropeen (PP) en Polyvinylchloride (PVC) kijk je de volgende video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Treksterkte
De treksterkte van een polymeer is afhankelijk van de grote van de zijtakken. Hoe groter de zijtakken hoe makkelijker de ketens in elkaar blijven haken en hoe hoger de treksterkte.

Slide 16 - Tekstslide

Welke kunststof heeft een hogere treksterkte? PE of PP?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Wat weet je aan de hand van de technische eigenschappen over de structuur van PMMA?
A
Deze is amorf
B
Deze is kristallijn
C
Het heeft een lange molecuulketen
D
Het bevat chlooratomen

Slide 19 - Quizvraag

Stelling 1) Spuitgieten kan alleen met thermoplasten
Stelling 2) Voor spuitgieten zijn kunststoffen nodig met een lage smelttemperatuur
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
Beide stellingen zijn juist
C
Beide stellingen zijn onjuist
D
2 is juist en 1 is onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Polyfenolformaldehyde
Veel kunststoffen zijn te bros om zonder versterkende toevoegingen met succes als constructiemateriaal te worden toegepast. Om toch bruikbare kunststoffen met specifieke eigenschappen te verkrijgen, worden lagen papier- of katoenweefsel in harsen gedrenkt en onder druk verhit. Daarna hardt de hars uit en verbindt de lagen tot een vorm die na uitharding in tegenstelling tot thermoplastische kunststoffen niet meer kan worden ‘terug’ gesmolten.
Op de bovenstaande wijze ontstaan thermohardende kunststoffen met wapeningen. Zoals phenolhars met papierlagen (HAPA) of met katoenweefsel (HAWE). Deze thermohardende kunststof materialen hebben een zeer hoge drukvastheid, goede elektrisch isolerende eigenschappen (HAPA) en een lage uitzettingscoëfficiënt. Met name de met katoenweefsel versterkte uitvoering is bovendien zeer slijtvast. https://www.vinkkunststoffen.nl/kunststofsoorten/pf-phenol-formaldehyde

Slide 21 - Tekstslide

Wat kun je zeggen over de structuur van polyfenolformaldehyde (PF) of ook wel bakeliet genoemd?
A
Het is een thermoharder
B
Het is een thermoplast
C
Het is een elastomeer
D
Het is amorf

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Is gebogen hout of laminaat recyclebaar?
A
Ja, je kan het hout en de lijm loshalen
B
Nee, want hout is niet recyclebaar
C
Nee, want de lijm is een thermoharder
D
Ja, want de lijm komt los als je het verwarmd

Slide 24 - Quizvraag

Bij een product gemaakt van een thermohardende kunststof geldt voor de
vorming van de ruimtelijke structuur:
A
er vindt geen vorming plaats van de ruimtelijke structuur
B
deze vindt plaats tijdens het aanmaken van de kunststof
C
deze vindt plaats bij verhitting
D
deze vindt plaats in de persmal

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

De opbouw van een elastomeer lijkt veel op die van een
A
Thermoplast
B
Thermoharder

Slide 27 - Quizvraag

De macromoleculen van een elastomeer zijn
A
lang
B
kort

Slide 28 - Quizvraag

Een elastomeer heeft:
A
veel verknopingen
B
weinig verknopingen

Slide 29 - Quizvraag

De marcoketens van een elastomeer kunnen:
A
moeilijk langs elkaar schuiven
B
makkelijk langs elkaar schuiven

Slide 30 - Quizvraag

Latex komt van de rubberboom. Om de latex om te vormen tot elastomeer moet je het:
A
mengen met een thermoharder
B
verhitten
C
vulkaniseren
D
extruderen

Slide 31 - Quizvraag

Voorbeeld prefix
De monomeer hierboven is:
difluoretheen
want we zien 2 (di) F-atomen (fluor) en tellen 2 (eth-) koolwaterstoffen, met een dubbele binding (-een):
di-fluor-eth-een

Slide 32 - Tekstslide