Homoniemen: Woorden met meerdere betekenissen

Homoniemen: Woorden met meerdere betekenissen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Homoniemen: Woorden met meerdere betekenissen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het eind van de les kun je homoniemen herkennen en de juiste betekenis toepassen in een zin.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over homoniemen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn homoniemen?
Een woord met meer betekenissen noem je een homoniem. Dit kan verwarrend zijn. Lees de tekst goed en gebruik de context om de juiste betekenis te begrijpen.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: Prijzen
De juryleden prijzen de winnaar. Hij heeft uitstekend gezongen en zijn optreden was leuk om naar te kijken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik van een woordenboek
Bij het gebruik van een (online) woordenboek, let goed op welke betekenis in de zin past.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: Zich voorstellen
Op de eerste dag van je stage moet je je voorstellen aan de afdelingsleider.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen met homoniemen
Geef de juiste betekenis van het homoniem in de volgende zinnen: 
 1. Hij kan goed “pingelen” op zijn gitaar. 
 2. De politie moest de rel “uitvegen”. 
 3. Mijn broer heeft een “maat” die dezelfde naam heeft. 
 4. Ik “draai” altijd de dop goed op de fles.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Homoniemen zijn woorden met meerdere betekenissen. Gebruik de context om de juiste betekenis te begrijpen. 
Let op bij het gebruik van een woordenboek en kies de betekenis die in de zin past.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een homoniem?

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Geef een nog niet genoemd voorbeeld
van een homoniem?

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Wat is het verschil tussen een homoniem en een synoniem? Leg in je eigen woorden uit.
Geef eventueel een voorbeeld.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.