1BBK 3.2 Dieren

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Mijn regels
  • Je komt rustig binnen en gaat zitten
  • Je jas en oortjes doe je uit, capuchon en pet doe je af
  • Je pakt je boek en je pen
  • Je eet en drink niet in de klas (flesje water mag wel)
  • Snitchen doen we niet 
  • Je praat niet door mij of anderen heen
  • Laat het mij weten als er een probleem is (maar graag niet door de les heen)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt bij dieren verschillende vormen van symmetrie beschrijven.
  • Je kunt bij dieren verschillende typen skelet beschrijven.
  • Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes groepen dieren.


Slide 3 - Tekstslide

Begintaak 
Maak een schema met:
De namen van de organismen in de 4 rijken.
De belangrijkste cel-kenmerken van elke rijk.


Slide 4 - Tekstslide

Begintaak 
antwoorden

Slide 5 - Tekstslide

Dieren

Rijk: dieren

Cellen: hebben alleen een celkern.
Geen celwand
Geen bladgroenkorrels

Slide 6 - Tekstslide

Symmetrie bij dieren
Symmetrisch = aan beide kanten hetzelfde

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Skelet
Geen skelet
Inwendig 
skelet
Uitwendig 
skelet

Slide 9 - Tekstslide

Vragen
Niet overleggen en niet voorzeggen
Laat maar zien dat je het weet!

A = 1 vinger
B = 2 vingers
C = 3 vingers

Slide 10 - Tekstslide

Is dit organisme tweezijdig symmetrisch, veelzijdige symmetrisch of niet symmetrisch.
A
tweezijdig symmetrisch
B
veelzijdig symmetrisch
C
niet symmetrisch

Slide 11 - Quizvraag

Is dit lieveheersbeestje niet-symmetrisch, tweezijdig symmetrisch of veelzijdig symmetrisch?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 12 - Quizvraag

Is deze buisspons tweezijdig symmetrisch, veelzijdige symmetrisch of niet symmetrisch.
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet symmetrisch

Slide 13 - Quizvraag

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 14 - Quizvraag

Het skelet van
dit dier is...
A
Inwendig
B
Uitwendig
C
Geen skelet

Slide 15 - Quizvraag

Een kwal heeft:
A
een inwendig skelet
B
een uitwendig skelet
C
geen skelet

Slide 16 - Quizvraag

Wat voor skelet heeft deze
mossel?
A
Inwendig skelet
B
Uitwendig skelet

Slide 17 - Quizvraag

Indeling van dieren
  1. Sponsen
  2. Neteldieren
  3. Weekdieren
  4. Stekelhuidigen
  5. Geleedpotigen 
  6. Gewervelden

Slide 18 - Tekstslide

Sponzen
Niet symmetrisch

Inwendig skelet ( stevige hoornvezels tussen de cellen)

Leven op de bodem van de zee

Slide 19 - Tekstslide

Neteldieren
Veelzijdig symetrisch

Meestal geen skelet

Leven in het water. Vangen hun prooi met tentakels (vangarmen).
Denk aan kwallen en zeeanemonen.

Slide 20 - Tekstslide

Weekdieren
Tweezijdig symmetrisch

Skelet uitwendig (denk aan het huisje).

Denk aan mosselen, slakken, inktvissen en naaktslakken.

Slide 21 - Tekstslide

Stekelhuidigen
Veelzijdig symmetrisch

Inwendig skelet van kalk

Leven op de bodem van de zee en hun huid zijn bedekt met stekels of knobbels.

Slide 22 - Tekstslide

Geleedpotigen
Tweezijdig symmetrisch.

Uitwendig skelet (pantser).

Denk aan insecten, kreeftachtige, spinnen en duizendpoten.

Slide 23 - Tekstslide

Gewervelden
Tweezijdig symmetrisch

Inwendig skelet (met wervelkolom).

Slide 24 - Tekstslide

Vertakkingsschema's
De zes groepen dieren kun je verder indelen in kleinere groepen, die je weer kunt indelen in nog kleinere groepen, tot je bij een soort komt.

Een soort kun je niet verder indelen.


Slide 25 - Tekstslide

Indeling (taxonomie) 
Als je door de cel-kenmerken een organisme hebt kunnen indelen in een rijk kan je hem verder indelen in een stam. 

Na een stam in klassen enzovoort enzovoort. 

Slide 26 - Tekstslide

Voorbeeld

Slide 27 - Tekstslide

Eindopdracht
Je kiest een organisme uit een lijst.
Je krijgt een opdracht en zoekt informatie over het dier:
  • Indeling
  • Cel-kenmerken
  • Uiterlijke kenmerken
  • Eten
  • Leefomgeving
  • Voortplanting
  • Verdedigen tegen vijanden
  • Interessante feitjes


Slide 28 - Tekstslide

Maken en lezen:
Lezen blz. 165 t/m 166
Maken opdracht 1 t/m 3

Verdieping: 
opdracht 5 t/m 7






De volgende les

3.3 Planten

Sporenplanten en zaadplanten

Slide 29 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt bij dieren verschillende vormen van symmetrie beschrijven.
  • Je kunt bij dieren verschillende typen skelet beschrijven.
  • Je kunt kenmerken en voorbeelden noemen van zes groepen dieren. (boek blz. 157 - 158)


Slide 30 - Tekstslide