Dus: je gebruikt in het Nederlands hoofdletters in de volgende gevallen:
- Begin van de zin (Hij liep de trap op)
-Bij de directe rede (Hij liep de trap op en zei: 'Ga eens weg')
-Bij eigennamen (Lisa)
-aardrijkskundige namen (plaatsen, streken, landen, bergen, rivieren, hemellichamen): (Duitsland, Noord-Europa, Himalaya (is een gebergte), Rijn, Jupiter)
-Bij afleidingen van aardrijkskundige namen (dus namen van volken, en talen, inwoners van landen en plaatsen): Nederlanders, Nederlandse taal, Nederlands, Amsterdammers
-feestdagen en historische gebeurtenissen (Kerstmis, Eerste Wereldoorlog)