a / ä - Wechsel + e / i - Wechsel

a / ä - Wechsel
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

a / ä - Wechsel

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap het
B
Ik snap het een beetje
C
ik snap het niet

Slide 2 - Quizvraag

Er _________ (fallen) hin, wenn er nicht aufpasst.
A
fallt
B
fallen
C
fällt
D
fällen

Slide 3 - Quizvraag

Warum _________ (lassen) du uns so lange warten?
A
lasst
B
lässt
C
last
D
lassen

Slide 4 - Quizvraag

Der Kellner _________ (laufen) mit dem Essen zum Tisch
A
lauft
B
läuft
C
laufen
D
läufen

Slide 5 - Quizvraag

_________ (fahren) du danach mit zum Checkpoint Charlie?
A
fahrst
B
fährst
C
fahrt
D
fährt

Slide 6 - Quizvraag

Ich _________ (fahren) jetzt los.
A
fahre
B
fähre
C
fahrt
D
fährst

Slide 7 - Quizvraag

Er _________ (laufen) Richtung Rezeption.

Slide 8 - Open vraag

Pass auf! Du _________ (lassen) dein Handy fallen.

Slide 9 - Open vraag

Der Wecker klingelt lange, aber Sam _________ (schlafen) noch.

Slide 10 - Open vraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap het
B
Ik snap het een beetje
C
ik snap het niet

Slide 11 - Quizvraag

e / i - Wechsel

Slide 12 - Tekstslide

  • e/i-Wechsel starke Verben
     alleen bij: du, er, sie(ev), es
  1. kort uitgesproken e  ----- i
  2. lang uitgesproken e ----- ie

  • Let op!: lang uitgesproken e ---- i
     bij: geben - nehmen - treten - werden

  • Let op!: géén e/i-Wechsel bij:
     bij: gehen - stehen - bewegen






Slide 13 - Tekstslide

Du __________ (vergessen) doch nicht meinen Geburtstag?

Slide 14 - Open vraag

Er (versprechen) __________ seinem Volk mehr Freiheit.

Slide 15 - Open vraag

Peter __________ (geben) immer die falsche Antwort.

Slide 16 - Open vraag

Ich sehe nicht mehr so gut. ________ du noch gut?
(sehen)

Slide 17 - Open vraag

Ich nehme ein Stück Torte. Was ___________ Sie
(nehmen)

Slide 18 - Open vraag

Ich treffe sie heute nicht. Vielleicht _______ du sie?
(treffen)

Slide 19 - Open vraag

Ich helfe ihr immer montags. Wann __________ er ihr?
(helfen)

Slide 20 - Open vraag

Ich sehe das Schiff nicht mehr? __________ du es noch?
(sehen)

Slide 21 - Open vraag

Hoe ver ben ik?
A
Ik snap het
B
Ik snap het een beetje
C
ik snap het niet

Slide 22 - Quizvraag

Sterke werkwoorden 
met een in de stam.
+
laufen
stoßen
schlafen
ich schlafe
du schläfst
er/sie/es schläft
wir schlafen
ihr schlaft
sie schlafen
Sie schlafen

Slide 23 - Tekstslide