3H_Chapitre2_AB

Période 2
SO (2x) Chapitre 2: 
- vocabulaire A, B, E, p. 86, 87
- phrases clés van C en G p.88 (alleen antwoorden)
- werkwoord faire, être, avoir: présent

Leestest (2x)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Période 2
SO (2x) Chapitre 2: 
- vocabulaire A, B, E, p. 86, 87
- phrases clés van C en G p.88 (alleen antwoorden)
- werkwoord faire, être, avoir: présent

Leestest (2x)

Slide 1 - Tekstslide

Qui connaît le passé composé?
AVOIR + stam + é

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

DÉTAIL INTÉRESSANT 
Je hebt vast weleens gehoord van après-ski? Wist je dat dit in Frankrijk niets te maken heeft met gezelligheid? In Frankrijk is après-skis het woord voor snowboots. Oftewel de sneeuwlaarzen die je après het skiën aantrekt.

Slide 4 - Tekstslide

A Ecouter
On écoute le fragment ensemble.

Fais ex. 4 et 5

Slide 5 - Tekstslide

p. 63
  • Exercice 8
  • Levez la main!




  • Regardez la vidéo
  • Notez 5 mots que vous comprenez

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Quel est votre sport préféré?
Regardez la vidéo.
Notez 8 sports différents.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Faire
Faire du ski
Faire de la natations
faire de l'athlétisme


Slide 10 - Tekstslide

Le verbe 'Faire'
Wat betekent faire?

Slide 11 - Tekstslide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. zij  doet/maakt
B. zij doen/maken
C.  jullie doen/maken
D.  ik doe/maak
E. jij doet/maakt
F. wij doen/maken
1.  Nous faisons
2.  tu  fais
3.  ils  font
4.  vous faites
5.  je fais
6.  elle  fait

Slide 12 - Sleepvraag

Font
Faites
Fais
Fait
Faisons
Fais
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide