Reading Lesson 1-2.2 week 8.3

Week 8.3-4
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 8.3-4

Slide 1 - Tekstslide

Toets Reading Theory
  • Vocabulary
  • Grammar plural
  • Irregular verbs 46-60
  • Reading!!!! 

Slide 2 - Tekstslide

Targets
  • I know the words of Lesson 1&2 and I can use them in context
  • I know how and when to use the Plural form (Lesson 2)
  • I can use reading strategies in order to answer questions about what I have read 
  • I know the irregular verbs 46-60

Slide 3 - Tekstslide

Lessonplan
  • The Wave 8.52 min
  • The Wave Chapter 6
  • Instruction Grammar Plural page 225 and 264
  • Reading exercises "Reintroducing wolves in the Highlands" Exercises 7 & 8
  • Reading exercises "Plastic Cotton Buds to be Banned in Scotland" Exercise 9
  • Reading exercises "HoloLens 2: Set Up"Exercise 4
  • Reading exercises "Technology to Make Life Easier" Exercise 7-8
  • Reading exercises "Soundex Blob" Exercise 9a
  • Make Vocabulary exercises Reading L1 2-5a.b
  • Make Vocabulary exercises Reading L2- 2-3-5.a.b

Slide 4 - Tekstslide

Plural of "leaf"
A
Leaf's
B
Leafs
C
Leave's
D
Leaves

Slide 5 - Quizvraag

Plural of 'people'
A
peoples
B
people
C
people's

Slide 6 - Quizvraag

One fish, two ..........
A
fishes
B
fishies
C
fish
D
fishs

Slide 7 - Quizvraag

Plural of:
A
pies
B
pieses
C
pie
D
pieies

Slide 8 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
tomatos
B
tomaten
C
tomato's
D
tomatoes

Slide 9 - Quizvraag

Plural (=meervoud):
What is the plural of:
A
heroes
B
hero's
C
heros
D
held

Slide 10 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
taxies
B
taxi's
C
taxis
D
taxie's

Slide 11 - Quizvraag

Plural (= meervoud):
What is the plural of:
A
mouses
B
mice
C
mices
D
mouse's

Slide 12 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
tooth
B
teeths
C
teeth
D
tooths

Slide 13 - Quizvraag

Plurals(+meervoud)
What is the plural of: book
A
book's
B
booken
C
bookes
D
books

Slide 14 - Quizvraag

Plurals (= meervoud): What is the plural of
wolf?
A
wolves
B
wolfs
C
wolvs
D
wolfes

Slide 15 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
shoe
B
shoes
C
schoenen
D
shoos

Slide 16 - Quizvraag

Plurals - choose the correct plural.
dress
A
dressies
B
dresss
C
dresses
D
drice

Slide 17 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
puppies
B
puppy's
C
puppys
D
puppen

Slide 18 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of child:
A
child's
B
childs
C
kinderen
D
children

Slide 19 - Quizvraag

Plural of sheep:
A
sheeps
B
sheep
C
schapen
D
sheep's

Slide 20 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
elf?
A
elfs
B
elvs
C
elfes
D
elves

Slide 21 - Quizvraag

Plurals (=meervoud): What is the plural of bus?
A
buss
B
busses
C
buses
D
buse's

Slide 22 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
watch?
A
watchs
B
watches
C
watch's
D
watchis

Slide 23 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of:
A
knife's
B
knifes
C
knives
D
kniven

Slide 24 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
woman?
A
women
B
womans
C
women's
D
woman's

Slide 25 - Quizvraag

Plurals (= meervoud):
What is the plural of
hobby?
A
hobby's
B
hobbys
C
hobbies
D
hobby

Slide 26 - Quizvraag

Luisterstrategieën
1 Luister naar de inleiding 
2 Wat weet je al over het onderwerp 
3 Lees de vraag
4 Kun je het antwoord voorspellen? (zet je voorspelling op het blad)
5 Lees de antwoorden (MC: 4-2) en voorspel wat goed en fout is (op het blad)
6 Luister het bestand bij de vraag en werk in de antwoorden (elimineer)
7 Schrijf bij de opgaven of bij de antwoorden waarom iets goed of fout is 

P.s  de tijdsbesparing zit in de controle aan het eind van een examen!

                                                                

Slide 27 - Tekstslide

Lees/luisterstrategieën
1 Bekijk de tekst/luister naar de inleiding (koppen en plaatjes)
2 Wat weet je al over het onderwerp 
3 Lees de vraag
4 Kun je het antwoord voorspellen? (zet je voorspelling op het blad)
5 Lees de antwoorden (MC: 4-2) en voorspel wat goed en fout is (op het blad)
6 Lees het stuk tekst/Luister het bestand bij de vraag en markeer (werk in de tekst)/ elimineer
7 Schrijf in de tekst of bij de antwoorden waarom iets goed of fout is (ook in eindexamensite kan je markeren!!!)

P.s  de tijdsbesparing zit in de controle aan het eind van een examen!

                                                                

Slide 28 - Tekstslide