Wat is een parlementaire democratie denk je? Geef een omschrijving
Slide 6 - Open vraag
Parlementaire democratie:
Je stemt op volksvertegenwoordigers die in het parlement komen en daar wetten maken namens jou.
Slide 7 - Tekstslide
Nederland heeft...
Het parlement: De eerste en tweede kamer
De regering: Koning + ministers
Slide 8 - Tekstslide
Begrippen
Parlement: Eerste en Tweede kamer samen, volksvertegenwoordiging Constitutionele monarchie: Koninkrijk met een grondwet (waar de koning zich ook aan moet houden) Parlementaire democratie: Mensen kiezen volksvertegenwoordigers voor in het parlement
Slide 9 - Tekstslide
Zoek op:
De taken van de regering en de taken van het parlement
Wat is het verschil tussen de regering en het parlement?
Slide 10 - Tekstslide
PARLEMENT: 1e+2e kamer
- Wetten maken & aannemen - Controleert ministers - Vergaderen
REGERING: ministers(+koning)
- Bedenkt wetten - Wetten uitvoeren - Vergaderen
Slide 11 - Tekstslide
Nog even over die democratie
Democratie = het volk beslist
Drie kenmerken:
Verkiezingen 2. Vrijheid van meningsuiting 3. Gebaseerd op de Trias Politica
Slide 12 - Tekstslide
Trias Politica
Bedacht tijdens de Franse Revolutie
"Scheiding der drie machten": 1. Wetgevende macht 2. Uitvoerende macht 3. Rechtgevende macht
Om misbruik te voorkomen
Slide 13 - Tekstslide
Bij welke macht hoort welk begrip en waarom?
Hoge Raad
Koning
Parlement
Internationaal Strafhof
Politie
Regering
Leger
Openbaar Ministerie
De drie machten: - Uitvoerende macht - Wetgevende macht
- Rechterlijke macht
Slide 14 - Tekstslide
Bij welke macht hoort welk begrip en waarom?
Hoge Raad: Rechterlijk
Koning: Uitvoerend
Parlement: Wetgevend
Internationaal Strafhof: Rechterlijk
Politie: Uitvoerend
Regering: Wetgevend/Uitvoerend
Leger: Uitvoerend
Openbaar Ministerie: Rechterlijk
De drie machten: - Uitvoerend - Wetgevend - Rechterlijk
Slide 15 - Tekstslide
Wie heeft in Nederland de wetgevende macht?
A
De regering
B
Het parlement
C
De koning
D
De rechters
Slide 16 - Quizvraag
Wie heeft in Nederland de uitvoerende macht?
A
De regering
B
Het parlement
C
De koning
D
De rechters
Slide 17 - Quizvraag
Wie heeft in Nederland de rechterlijke macht?
A
De regering
B
Het parlement
C
De koning
D
De rechters
Slide 18 - Quizvraag
Klopt de Trias Politica helemaal in Nederland? Ja of nee? Waarom?
Slide 19 - Open vraag
Begrippen
Trias Politica Scheiding tussen drie politieke machten: wetgevend, uitvoerend, rechterlijk Regering De ministers en de koning(in) samen Democratie:
Vorm van bestuur waarbij het volk beslist
Slide 20 - Tekstslide
Welke politieke partijen ken je?
Slide 21 - Woordweb
Welke politieke stromingen heb je in Nederland?
A
Liberalisme, confessionalime, feminisme
B
Socialisme, liberalisme
C
Confessionalisme, liberalisme, socialisme
D
Communisme, confessionalisme, liberalisme
Slide 22 - Quizvraag
Waar staan deze partijnamen voor? (blz 77 WB)
PvdA
CDA
SP
VVD
PVV
Klaar? Deel ze in bij een van de politieke stromingen
Slide 23 - Tekstslide
Begrippen
Liberalisme: Politieke stroming die zoveel mogelijk vrijheid voor burgers wil. Socialisme: Politieke stroming die zoveel mogelijk gelijkheid wil & opkomt voor de armen. Confessionalisme: Politieke stroming die zich op de Bijbel baseert & voor christenen opkomt.
Slide 24 - Tekstslide
Gebruik paragraaf 3
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Snelle quiz: Bij welke stromingen horen de volgende posters?
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Tekstslide
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Confessionalisme
B
Liberalisme
C
Socialisme
D
Geen van alle
Slide 30 - Quizvraag
Slide 31 - Tekstslide
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Liberalisme
B
Socialisme
C
Confessionalisme
D
Geen van alle
Slide 32 - Quizvraag
Slide 33 - Tekstslide
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle
Slide 34 - Quizvraag
Slide 35 - Tekstslide
Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle
Slide 36 - Quizvraag
Meerderheid
75+1
Kiesdeler
Coalitie
Slide 37 - Tekstslide
Begrippen
Kiesdeler
Aantal stemmen gedeeld door 150, bepaald hoeveel zetels een partij krijgt (bijv. 10 miljoen : 150 = 66.666 stemmen nodig voor één zetel.)
Coalitie
Samenwerkingsverband tussen verschillende partijen om een meerderheid te krijgen
Slide 38 - Tekstslide
STAATSINRICHTING: WETTEN & HET PARLEMENT
Slide 39 - Tekstslide
Hoe wordt een wet gemaakt?
Slide 40 - Tekstslide
De weg van de wet
Wetsvoorstel ingediend
Tweede kamer gaat bespreken
Tweede kamer gaat stemmen
Eerste kamer gaat bespreken
Eerste kamer gaat stemmen
Koning ondertekent
Regering voert het uit
Slide 41 - Tekstslide
Wie is er niet betrokken bij het maken van een wet?
A
Het parlement
B
De koning
C
De regering
D
De gemeenteraad
Slide 42 - Quizvraag
Parlementaire Rechten
Budgetrecht
Recht van enqûete
Recht van initiatief
Recht van amendement
Recht van enqûete
Recht van interpellatie
Motie van wantrouwen
Slide 43 - Tekstslide
Parlementaire Rechten
Budgetrecht: Goed- of afkeuren begroting
Recht van enqûete: Onderzoek naar de overheid
Recht van initiatief: Indienen wetsvoorstel
Recht van amendement: Veranderen van een wetsvoorstel
Recht van interpellatie: Vragen stellen aan regering
Motie van wantrouwen: Vertrouwen opzeggen in minister
Slide 44 - Tekstslide
Leg in eigen woorden uit hoe een wet gemaakt wordt.
Slide 45 - Open vraag
Wat is geen parlementair recht? Recht van..............
A
Interpellatie
B
Amendement
C
Censureren
D
Initiatief
Slide 46 - Quizvraag
Begrippen
Parlementaire rechten
Taken waar het parlement zich mee bezig moet houden: budgetrecht, enqûeterecht, vragenrecht, amendementsrecht, recht van initiatief
Slide 47 - Tekstslide
STAATSINRICHTING: GRONDRECHTEN & CHECKLIST
Slide 48 - Tekstslide
Kijk het filmpje & schrijf op:
Wat zijn klassieke grondrechten?
Wat zijn sociale grondrechten?
Wat is het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten?
Noem een voorbeeld van een klassiek grondrecht en van een sociaal grondrecht
Slide 49 - Tekstslide
Slide 50 - Video
Schrijf op:
Wat zijn klassieke grondrechten?
Wat zijn sociale grondrechten?
Wat is het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten?
Noem een voorbeeld van een klassiek grondrecht en van een sociaal grondrecht
Slide 51 - Tekstslide
Begrippen
Klassieke Grondrechten
Grondrechten die de burger beschermen tegen de overheid. Hiervoor kun je naar de rechter als deze geschonden worden.
Sociale Grondrechten
Grondrechten die bepalen wat de overheid voor de burger moet doen. Hiervoor kun je niet naar de rechter als deze geschonden worden.