Engels (to be)

To be 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

To be 

Slide 1 - Tekstslide

to be
to be = werkwoord (verb)
to be = zijn

Slide 2 - Tekstslide

werkwoord 'zijn'


verb 'to be'
'To be'
question
(?)
Ben
ik?
Ben
jij?
Is
zij?
Is
hij?
Is
het?
Zijn
wij?
Zijn
jullie?
Zijn
zij?
Am
I?
Are
you?
Is
she?
Is
he?
Is
it?
Are
we?
Are
you?
Are
they?

Slide 3 - Tekstslide

To be... or not to be...

Slide 4 - Tekstslide

I
You
He / She/ It
We
You
They
am
are
is
are
are
are

Slide 5 - Sleepvraag

Wat betekent to be in het Nederlands?
A
zijn
B
hebben
C
worden
D
doen

Slide 6 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
I
A
is
B
are
C
am
D
be

Slide 7 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
HE/SHE/IT

A
are
B
am
C
be
D
is

Slide 8 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
WE
A
be
B
am
C
is
D
are

Slide 9 - Quizvraag

Welke vorm van to be hoort bij
YOU
A
am
B
are
C
be
D
is

Slide 10 - Quizvraag

(to be)
We ..... at school.
A
am
B
are
C
is

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
He am not
B
He are not
C
He is not

Slide 12 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
We am not
B
We are not
C
We is not

Slide 13 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
They ..... in the house.
A
'm not
B
're not
C
's not

Slide 14 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
I ..... into singing.
A
'm not
B
're not
C
's not

Slide 15 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
They am not
B
They are not
C
They is not

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
I am not
B
I are not
C
I is not

Slide 17 - Quizvraag

to be:
I
A
am
B
are
C
is

Slide 18 - Quizvraag

He
A
is
B
are
C
am

Slide 19 - Quizvraag


____ (to be) it going to be a difficult test?
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 20 - Quizvraag

To be:
We...
A
is
B
am
C
are

Slide 21 - Quizvraag

To be: They
A
is
B
are
C
am

Slide 22 - Quizvraag

Wat is geen vorm van 'to be'?
A
not
B
is
C
am
D
are

Slide 23 - Quizvraag


You ____ (to be) not going to believe this!
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 24 - Quizvraag

Peter ____ ( to be + not) the smartest kid in his class
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 25 - Quizvraag

To be + not
Will and Nick.....good at soccer.
A
aren't
B
isn't
C
am not

Slide 26 - Quizvraag

To be + not
My sister …………………… always with me.
A
aren't
B
isn't
C
am not

Slide 27 - Quizvraag

(to be + not)
He ..... my brother.
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 28 - Quizvraag


I _____ (to be)hungry
A
am not
B
to be not
C
are not
D
is not

Slide 29 - Quizvraag

My parents ____ ( to be + not) happy with my grades
A
am not
B
are not
C
is not

Slide 30 - Quizvraag

vraagzin maken met To be:
_____ they from Greece?
A
Am
B
Are
C
Is

Slide 31 - Quizvraag

vraagzin maken met To be:
_____ Elliot reading a book?
A
Am
B
Are
C
Is

Slide 32 - Quizvraag

vraagzin maken met To be:
_____ you 11 years old?
A
Am
B
Are
C
Is

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Link