Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
GMK toets periode 8
Worden benzodiazepines vergoed?
A
Ja, altijd
B
Ja, mits code B2
C
Soms, hangt af van de verzekering
D
Nee, nooit
1 / 43
volgende
Slide 1:
Quizvraag
GMK
MBO
Studiejaar 2,3
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Worden benzodiazepines vergoed?
A
Ja, altijd
B
Ja, mits code B2
C
Soms, hangt af van de verzekering
D
Nee, nooit
Slide 1 - Quizvraag
Welk anti-epileptica werkt niet op enzymen
A
preglabine
B
gabapentine
C
keppra
D
elle drie zijn juist
Slide 2 - Quizvraag
wat wordt toegediend bij status epilepticus
A
midazolam
B
lamotrigine
C
carbamazepine
D
natriumvalproaat
Slide 3 - Quizvraag
Bij welke aandoeningen worden benzodiazepines gebruikt?
Slide 4 - Open vraag
Wat voor een middel is haldol?
A
Antidepressivum
B
Antipsychoticum
C
Benzodiazepine
D
SSRI
Slide 5 - Quizvraag
Hoe werkt rivastigmine?
A
Vermindert de afbraak van acetylcholine
B
Remt heropname serotonine
C
Is een bouwstof voor dopamine
D
Blokkeert het effect van acetylcholine
Slide 6 - Quizvraag
Welke neurotransmitter speelt een rol bij dementie?
A
Acetylcholine
B
Dopamine
C
Noradrenaline
D
Serotonine
Slide 7 - Quizvraag
welke benzodiazepine wordt gebruikt in drugcircuit
A
flurazepam
B
flunitrazepam
C
midazolam
D
zolpidem
Slide 8 - Quizvraag
Welke benzodiazepinen worden voorgeschreven als slaapmiddel?
Slide 9 - Open vraag
Welke benzodiazepine wordt voorgeschreven om van een benzodiazepineverslaving te ontwennen?
timer
5:00
A
oxazepam
B
diazepam
C
lorazepam
Slide 10 - Quizvraag
Waarom moet de dosis van benzodiazepinen vaak worden verhoogd en waarom wordt het bij voorkeur niet langer dan 2 weken voorgeschreven?
Slide 11 - Open vraag
wat is juist benzodiazepine
A
Beïnvloeden de REM slaap
B
hebben een kleine therapeutische breedte
C
werken allemaal hetzelfde
D
de geneesmiddelen vallen on de opium wet
Slide 12 - Quizvraag
Waar eindigen qua stofnaam de meeste benzodiazepinen op?
Slide 13 - Open vraag
Waar staan de letters ADL VOOR
A
algemeen dagelijkse levens verrichtingen
B
anti depressiva
C
is een een levensgevaarlijke ziekte
Slide 14 - Quizvraag
Depressie is een
A
Angststoornis
B
Persoonlijkheidsstoornis
C
Stemmingsstoornis
D
Eetstoornis
Slide 15 - Quizvraag
Een symptoom van een depressie kan zijn
A
Dwangmatig dingen controleren
B
Wisselende stemmingen hebben
C
Denken dat je Jezus bent
D
Moeite hebben met keuzes maken
Slide 16 - Quizvraag
Depressie kan veroorzaakt worden door:
A
Erfelijke aanleg en hormonen
B
Ingrijpende gebeurtenis in het leven
C
Sommige ziektes en medicijnen
D
Alle bovenstaande
Slide 17 - Quizvraag
wanneer spreek je van een depressie?
A
minimaal 4 weken klachten van somberheid en verlies van interesse
B
minimaal 3 weken klachten van somberheid en verlies van interesse
C
minimaal 2 weken klachten van somberheid en verlies van interesse
D
weet ik niet
Slide 18 - Quizvraag
Leg de werking van tricyclische antidepressiva uit
Slide 19 - Open vraag
Noem een van de TCA's (tricyclische antidepressiva)
Slide 20 - Open vraag
tricyclisch middel
SRI
overige middelen
Amitriptyline
Paroxetine
Citalopram
Venlafaxine
Nortriptyline
Fluvoxamine
Mirtazepine
Slide 21 - Sleepvraag
welke bijwerking heeft tricyclische antidepressiva?
A
obstipatie
B
diarree
C
weet ik niet
Slide 22 - Quizvraag
Welk geneesmiddel is SSRI?
A
Clomipramide
B
Amitryptiline
C
Citalopram
D
Imipramine
Slide 23 - Quizvraag
Stelling:
1) SSRI remmen alleen heropname serotonine,
2) TCA's remmen heropname serotonine en noradrenaline
A
Beide waar
B
1) Waar, 2) Niet waar
C
1) Niet waar, 2) Waar
D
Beide niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Van welke neurotransmitter (signaalstof) verhogen SSRI's de concentratie in de hersenen?
A
noradrenaline
B
dopamine
C
serotonine
D
acetylcholine
Slide 25 - Quizvraag
Parkinson is met medicatie te genezen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 26 - Quizvraag
Wat is geen symptoom van Parkinson?
A
Hallucinaties
B
Maskergezicht
C
Traag bewegen
D
Tremor
Slide 27 - Quizvraag
Parkinson is een:
A
Ziekte van de bloedvaten
B
Ziekte van het hart
C
Ziekte van de hersenen
D
Ziekte van de zenuwen
Slide 28 - Quizvraag
Bij parkinson
A
is de myeline schede aangetast
B
is de aansturing naar de spieren verdwenen
C
is er een tekort aan neurotransmitter dopamine
Slide 29 - Quizvraag
Een bijwerking van anti psychotica is
A
droge mond
B
vaak moeten plassen
C
weet ik niet
Slide 30 - Quizvraag
Hieronder staan de symptomen van een psychose.
Wat zijn de positieve symptomen?
A
Hallucinaties, wanen en verwardheid
B
Weinig energie, weinig sociaal, verstoord ritme
Slide 31 - Quizvraag
Is een psychose tijdelijk of blijvend?
A
blijvend
B
tijdelijk
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van psychose?
A
Boos zijn
B
Stemmen horen
C
Wazig zien
D
Verdriet voelen
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen een psychose en schizofrenie
A
Er is geen verschil
B
Psychose kan eenmalig zijn
C
Schizofrenie is chronisch
D
Schizofrenie is gespleten persoonlijkheid psychose niet.
Slide 34 - Quizvraag
Neurotransmitters zorgen voor de prikkeloverdracht tussen Neuronen. Welke neurotransmitter heeft invloed op psychose?
A
Adrenaline
B
Dopamine
C
Histamine
D
Serotonine
Slide 35 - Quizvraag
Wat is geen symptoom van een psychose?
A
hallucinaties
B
schuldig voelen
C
verwardheid
D
wanen
Slide 36 - Quizvraag
Wat zijn oorzaken van epilepsie?
A
Ademstilstand, trauma, CVA.
B
Hartinfarct, infectie, trauma.
C
Trauma, infectie, tumor.
D
CVA, tumor, voedselvergiftiging.
Slide 37 - Quizvraag
Welk antwoord is goed?
Iemand met epilepsie
A
heeft minstens één keer per jaar een aanval
B
heeft altijd dezelfde soort aanvallen
C
voelt de aanval altijd aankomen
D
kan verschillende soorten aanvallen krijgen
Slide 38 - Quizvraag
Bij een gegeneraliseerde aanval bij epilepsie is iemand nog wel bij bewustzijn.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 39 - Quizvraag
Wat is geen vorm dementie
A
Alzheimer
B
Lewy Body
C
Korsakov
D
Vasculair
Slide 40 - Quizvraag
Dementie is altijd Alzheimer
A
Ja
B
Nee
Slide 41 - Quizvraag
Welk anti-epileptica wordt gebruikt bij neuropatische pijn
A
lamotrigine
B
gabapentine
C
valproïnezuur
D
clobazepam
Slide 42 - Quizvraag
Dementie is
A
de lichamelijke aftakeling bij ouderen mensen
B
is de naam van een bepaalde ziekte
C
is aangeboren
D
een ziekte waarbij veranderingen in de hersenen optreden
Slide 43 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
GMK P2.3 - herhaalles - Antidepressiva
Maart 2024
- Les met
18 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
GMK P2.4 - Les 2 - Antidepressiva
December 2021
- Les met
44 slides
Geneesmiddelkennis
MBO
Studiejaar 2
Psychofarmaca
Februari 2023
- Les met
45 slides
Verpleging en verzorging
MBO
Studiejaar 3
hersenen / depressie
Oktober 2024
- Les met
33 slides
Welzijn
MBO
Studiejaar 3
GNMK recept van de psychiater Psychiatrie
November 2023
- Les met
32 slides
Farmacotherapie
MBO
Studiejaar 2
AGAA C4 - kennisquiz week 1 t/m 4
Juni 2021
- Les met
29 slides
Geneesmiddelkennis Apothekersassistenten
MBO
Studiejaar 1
psychofarmaca
April 2024
- Les met
27 slides
Depressie & antipsychotica
Mei 2024
- Les met
29 slides
Farmacotherapie
MBO
Studiejaar 1