VOORKENNIS ACTIVATIE + LES 1

VOORKENNIS ACTIVATIE
Wat weet je nog over het hoofdstuk Inzoomen, Voortplanting en Evolutie?



De eerste drie plaatsen mogen een trekking doen uit de grabbelbox.



1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VOORKENNIS ACTIVATIE
Wat weet je nog over het hoofdstuk Inzoomen, Voortplanting en Evolutie?



De eerste drie plaatsen mogen een trekking doen uit de grabbelbox.



Slide 1 - Tekstslide

Wat zit er in een celkern?
A
DNA
B
Mitochondriën
C
Ribosomen
D
RNA

Slide 2 - Quizvraag

Waarvoor is DNA belangrijk in de cel?
A
Het levert energie aan de cel
B
Het regelt de eiwitsynthese
C
Het bouwt celmembranen
D
Het transporteert water

Slide 3 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens transcriptie in de celkern?
A
DNA wordt gekopieerd naar RNA
B
RNA wordt omgezet in eiwitten
C
DNA wordt verdubbeld
D
Chromosomen worden gesplitst

Slide 4 - Quizvraag

In welk onderdeel van de cel vindt eiwitsynthese plaats?
A
In de kern
B
In de ribosomen
C
In de mitochondriën
D
In het celmembraan

Slide 5 - Quizvraag

Welk criterium wordt meestal gebruikt om te bepalen of twee organismen tot dezelfde soort behoren?
A
Ze hebben dezelfde voorkeuren voor voedsel.
B
Ze kunnen zich onderling voortplanten en vruchtbare nakomelingen krijgen.
C
Ze hebben dezelfde levensverwachting.
D
Ze leven in dezelfde habitat.

Slide 6 - Quizvraag

Wat veroorzaakt de verschillen in eigenschappen binnen een soort?
A
Verschillen in genetisch materiaal
B
Verschillen in voeding
C
Verschillen in leefomgeving
D
Toevallige celdeling

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor meiose?

Slide 8 - Open vraag

Hoe wordt een plotselinge verandering in het DNA genoemd?

Slide 9 - Open vraag

Hoe ontstaan mutaties?
A
Door fouten tijdens transcriptie (vertaling)
B
Door invloed van het milieu op DNA.
C
Door fouten in de celdeling.
D
Alle bovenstaande

Slide 10 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens een celdeling?
A
Het DNA wordt gekopieerd en de cel splitst in twee nieuwe cellen.
B
DNA verdwijnt en nieuwe eiwitten worden gevormd.
C
De cel verdubbelt zijn mitochondriën.
D
Het celmembraan wordt sterker.

Slide 11 - Quizvraag

Welk begrip gebruiken we wanneer de celkern van een mannelijke geslachtscel samensmelt met de celkern van een vrouwelijke geslachtscel?

Slide 12 - Open vraag

Hoe wordt het DNA gekopieerd tijdens celdeling?
A
Via transcriptie
B
Door verdubbeling van chromosomen
C
Door eiwitsynthese
D
Via RNA-splitsing

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet de deling die direct na een bevruchting plaatsvindt?
A
Mitose
B
Meiose
C
Klieving
D
Binaire celdeling

Slide 14 - Quizvraag

Hoe heet het proces waardoor cellen zich specialiseren?
A
Speciatie
B
Reductiedeling
C
Celdifferentiatie
D
Crossing-over

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel chromosomen bevat een lichaamscel van een mens?

Slide 16 - Open vraag

Hoe wordt de eerste cel genoemd die ontstaat na de bevruchting van een eicel door een zaadcel?
A
Blastocyste
B
Foetus
C
Embryo
D
Zygote

Slide 17 - Quizvraag

Welke organismen gebruiken ongeslachtelijke voortplanting?
A
Bacteriën
B
Mensen
C
Bloeiende planten
D
Vogels

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel procent van het erfelijk materiaal wordt door de vader geleverd bij een bevruchting?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noemen we de celdeling die geslachtscellen produceren?
A
Mitose
B
Meiose
C
Transcriptie
D
Eiwitsynthese

Slide 20 - Quizvraag

Welk begrip gebruiken we om alle organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied te duiden?

Slide 21 - Open vraag

Welke type voortplanting creërt genetische variatie?
A
Geslachtelijke voortplanting
B
Ongeslachtelijke voortplanting
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 22 - Quizvraag

Hoe wordt de deling genoemd die direct in de zygote na de bevruchting plaatsvindt?

Slide 23 - Open vraag

Hoe beïnvloedt ongeslachtelijke voortplanting de genetische variatie binnen een soort?
A
Het verhoogt de variatie
B
Het verlaagt de variatie
C
Het heeft geen effect
D
Het stopt mutaties

Slide 24 - Quizvraag

Welk begrip wordt gebruik wanneer twee helften van een organisme elkaars spiegelbeeld zijn?

Slide 25 - Open vraag

Wat is evolutie?
A
Het proces waarbij soorten in de loop van de tijd veranderen.
B
Het proces waarbij individuen in de loop van hun leven veranderen.
C
Het proces waarbij soorten ontstaan door goddelijke interventie.
D
Het proces waarbij soorten in complexiteit afnemen.

Slide 26 - Quizvraag

Hoe worden overblijfselen of afdrukken van organismen genoemd die versteend zijn?

Slide 27 - Open vraag

Wie wordt gezien als de grondlegger van de evolutietheorie?
A
Charles Darwin
B
Gregor Mendel
C
Louis Pasteur
D
Albert Einstein

Slide 28 - Quizvraag

Wat is natuurlijke selectie?
A
Het proces waarbij individuen met gunstige eigenschappen een grotere overlevingskans hebben.
B
Het proces waarbij individuen bewust kiezen welke eigenschappen ze willen doorgeven aan hun nakomelingen.
C
Het proces waarbij soorten willekeurig veranderen.
D
Het proces waarbij individuen sterker worden door training.

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor soortenrijkdom?

Slide 30 - Open vraag

Wat waren voor jou nog onbekende begrippen in deze quiz? Zend ze in door middel van de volgende slide: woordenweb.

Slide 31 - Woordweb

Slide 32 - Woordweb

Einde les 1
Activitatie voorkennis

Slide 33 - Tekstslide

Introductieverhaal
Het Verlies van de Sneeuwluipaard
In de woeste, besneeuwde bergen van Centraal-Azië huist een van de meest mysterieuze en bedreigde diersoorten ter wereld: de sneeuwluipaard (Panthera uncia). Met zijn prachtig gevlekte vacht die lijkt te combineren met de rotsachtige omgeving waarin hij leeft, is deze majestueuze kat een meester in camouflage. Ondanks zijn schoonheid en kracht, staat de sneeuwluipaard voor een dreigende toekomst, waarin de genetische variatie binnen zijn populatie drastisch afneemt.
De sneeuwluipaard is afhankelijk van een fragiele balans in zijn ecosysteem. Deze solitaire jager legt zijn territorium uit over uitgestrekte gebieden, van de Himalaya tot de bergketens van Mongolië. Maar door menselijke activiteit, zoals stroperij, habitatverlies en klimaatverandering, worden deze uitgestrekte leefgebieden steeds kleiner. Dit leidt niet alleen tot een afname van het aantal individuen, maar ook tot een angstwekkende isolatie van populaties, die gescheiden zijn geraakt van hun soortgenoten.



Slide 34 - Tekstslide

Genetische variatie is cruciaal voor de overleving van een soort. Het is de diversiteit in DNA die een populatie in staat stelt om zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving, om ziekten te weerstaan en om reproductieve gezondheidsproblemen te vermijden. Maar naarmate de populaties van sneeuwluipaarden verder in elkaar zakken, neemt deze variatie af. Met minder genetische diversiteit wordt de soort kwetsbaarder; een kleine ziekte-uitbraak of periode van droogte kan verwoestende gevolgen hebben.
Wetenschappers die het gedrag en de genetica van de sneeuwluipaard bestuderen, maken zich grote zorgen over deze ontwikkeling. Door de geïsoleerde populaties kunnen genen niet vrij door de soort circuleren, wat leidt tot een fenomeen dat bekend staat als "genetische verarming." Dit houdt in dat er een toenemende kans is op erfelijke aandoeningen en een verminderde vruchtbaarheid, wat de toekomst van deze prachtige katten nog duisterder maakt.
Het verhaal van de sneeuwluipaard is niet alleen een verhaal van schoonheid en kracht, maar ook een oproep tot actie. Het beschermen van hun leefgebied, het verminderen van stroperij en het ondersteunen van duurzame initiatieven zijn essentieel om de overlevingskansen van deze iconische soort te vergroten. Als de mensheid in staat is om samen te werken en de waarde van de biodiversiteit te erkennen, is er hoop voor de sneeuwluipaard en zijn toekomst in de ongerepte sneeuw van de bergen.
Zal het ons lukken om deze majestueuze jager te beschermen, zodat ook toekomstige generaties kunnen genieten van zijn ongrijpbare schoonheid en de wonderen van de natuur? De keuze ligt in onze handen.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

"Waarom is genetische diversiteit belangrijk voor overleving?"

Slide 37 - Open vraag