Week 24 + herhaling haben / sein / werden

Guten Morgen guten Morgen guten Morgen Sonnenschein!
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Guten Morgen guten Morgen guten Morgen Sonnenschein!

Slide 1 - Tekstslide

Planning voor vandaag:
- huiswerk controle 
- grammaticale herhaling van jaar 2 
- kleine voorbereiding op volgend jaar! 

Slide 2 - Tekstslide

Wie heeft het niet af? 

Slide 3 - Tekstslide

Wil je allemaal opdracht 13 van paragraaf 6.5 voor je nemen? 

We gaan deze opdracht samen doornemen, om te kijken of je het laatste grammatica onderdeel hebt begrepen. 

Slide 4 - Tekstslide

Andere herhalingsopdracht
Wil je allemaal even de rijtjes opschrijven: 

haben / sein / werden 

Slide 5 - Tekstslide

haben tt

ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben

volt. dw: (haben) gehabt
haben vt

ich hatte
du hattest
er/sie/es hatte
wir hatten
ihr hattet
sie/Sie hatten

volt. dw: (haben) gehabt

Slide 6 - Tekstslide

sein tt

ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind

volt. dw: (sein) gewesen
sein vt

ich war
du warst
er/sie/es war
wir waren
ihr wart
sie/Sie waren

volt. dw: (sein) gewesen

Slide 7 - Tekstslide

werden tt

ich werde
du wirst
er/sie/es wird
wir werden
ihr werdet
sie/Sie werden

volt. dw: (sein) geworden
2 betekenissen:
worden en zullen

Bij de betekenis van zullen, zal er altijd, naast werden, nog een ander ww in de zin staan. 



 

Slide 8 - Tekstslide

werden vt (worden)

ich wurde
du wurdest
er/sie/es wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden

volt. dw: (sein) geworden
werden vt (zullen)

ich würde
du würdest
er/sie/es würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden

volt. dw: (sein) geworden
 

Slide 9 - Tekstslide

Wil je alle persoonlijke voornaamwoorden in de eerste naamval even typen?

Slide 10 - Woordweb

Hoe laat is het?

A
Es ist neun Uhr .
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist halb eins.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe laat is het?
A
Es ist neun Uhr fünfunddreißig.
B
Es ist fünf vor halb zehn.
C
Es ist fünf nach halb zehn.

Slide 12 - Quizvraag

Kloktijden
15:45
(alternatieve antwoorden mogelijk)
A
Es ist Viertel nach drei
B
Es ist Viertel vor vier
C
Es ist zehn vor vier
D
Es ist fünfzehn Uhr fünfundvierzig

Slide 13 - Quizvraag

Vertaal het volgende getal:
324

Slide 14 - Open vraag

Vertaal het volgende getal:
871

Slide 15 - Open vraag

ich gehe nach/zu meinen Freunden
A
nach
B
zu

Slide 16 - Quizvraag

Ich gehe nach/ins Popkonzert
A
nach
B
ins

Slide 17 - Quizvraag

Wir fahren ... die Schweiz
A
nach
B
in

Slide 18 - Quizvraag

thuis
A
zu Hause
B
nach Hause
C
Hause

Slide 19 - Quizvraag

Naar het station
A
Nach dem Bahnhof
B
Nach der Bahnhof
C
Zur Bahnhof
D
zum Bahnhof

Slide 20 - Quizvraag

ich gebe ____ Heft (o) an ______ Lehrer
A
dem, dem
B
das, der
C
dem, den
D
das, dem

Slide 21 - Quizvraag

Kuh
A
die
B
das
C
der
D
dem

Slide 22 - Quizvraag

Wat zijn de juiste uitgangen van de 3e naamval? (m, v, o, mv)
A
der, die, das, die
B
der, der, dem, die + n
C
dem, die, dem, den + n
D
dem, der, dem, den +n

Slide 23 - Quizvraag

mit d... Mann
A
dem
B
der
C
den
D
das

Slide 24 - Quizvraag


....(het) liegt auf dem Tisch.
A
Er
B
Ihn
C
Es
D
Ihr

Slide 25 - Quizvraag

Wir ________(moeten) uns die Hände waschen.
A
muss
B
musst
C
mussen
D
müssen

Slide 26 - Quizvraag

Ich (spielen)
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
gespielt

Slide 27 - Quizvraag

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?
A
zin vragend maken
B
wie / wat + pv
C
wie / wat + onderwerp + gezegde
D
aan wie / voor wie

Slide 28 - Quizvraag

Deine Ärztin hat (jou) ........... ein Antibiotikum verschrieben.
A
dich
B
für dich
C
deine
D
dir

Slide 29 - Quizvraag

werden
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
werde

Slide 30 - Quizvraag

Der Bus __________ angekommen.
A
bin
B
ist
C
sind
D
seid

Slide 31 - Quizvraag

Ich bin nach Frankreich (fahren)
A
gefahrt
B
gefahren
C
gefuhren
D
gefahret

Slide 32 - Quizvraag

Aan welk onderwerp moet jij nog aandacht besteden?

Slide 33 - Open vraag

Je gaat de rest van de les bezig met de test jezelf van elke paragraaf. 

Slide 34 - Tekstslide