Present Simple

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welcome to today's English lesson!

With Ms Frijns

Background: Who is this?

By the end of this lesson, you...

...know what the present simple is. 

...understand how to use the present simple. 

...have worked on the weektask. 

Table of Contents

1. Questions of last week
2. Explanation: Present Simple
3. Work by yourselves

Are Trump and Putin friends?

What happens for us if Trump becomes president?

Present Simple

Present = tegenwoordige tijd!

Present Simple

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school. --> Zij lopen nooit naar school.

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Wat betekent 'present simple'?

Present Simple

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school. --> Ik loop nooit naar school.

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Wat betekent 'present simple'?

Present simple betekent 'tegenwoordige tijd'

Present Simple

Voorbeelden:

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school. --> Ik loop nooit naar school.

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Wat betekent 'present simple'?

 'tegenwoordige tijd'

Present Simple

De present simple is de tegenwoordige tijd. 

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. 

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Waaraan kan ik zien dat het de tegenwoordige tijd is?

                   

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. 

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Waaraan kan ik zien dat het de tegenwoordige tijd is?

Aan het werkwoord van de zin!

                   

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. 

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Waaraan kan ik zien dat het de tegenwoordige tijd is?

Aan het werkwoord van de zin!

                   

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. 

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Wanneer gebruik je de present simple?

                   

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag.

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. 

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. 

Wanneer gebruik je de present simple?

1. feiten

2. gewoontes

3. regelmatige gebeurtenissen

                   

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag. (gewoonte)

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. (feit)

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. (regelmatige gebeurtenis)

Wanneer gebruik je de present simple?

1. feiten

2. gewoontes

3. regelmatige gebeurtenissen

                   

The Present Simple: gebruik

I shower every day --> Ik douche elke dag. (gewoonte)

They never walk to school.  --> Ik loop nooit naar school. (feit)

We often go to the movies. --> Wij gaan vaak naar de film. (regelmatige gebeurtenis)

Wanneer gebruik je de present simple?

1. feiten

2. gewoontes

3. regelmatige gebeurtenissen

                   

Dit zie je aan: 

signaalwoorden!

Voorbeelden van signaalwoorden

Always

Never

Often

Sometimes

Every week

Altijd

Nooit

Vaak

Soms

Elke week

Present Simple

De present simple is de tegenwoordige tijd. 

Wanneer gebruik je de present simple?

Je gebruikt de present simple bij feiten, gewoontes en regelmatige gebeurtenissen. Dit kun je zien aan de signaalwoorden (bijvoorbeeld: always, never, often, sometimes, every day/ week)

Hoe maak je de present simple? 

Je gebruikt voor de present simple het hele werkwoord. Bij he/ she/ it zet je hier een 's' achter. 

Voorbeeldzinnen:

I take the bus to school every day. 

Present Simple: vorm

Hoe maak je de present simple?

hele werkwoord

I work every Sunday.              (to) work

They usually call back.          (to) call

We often clean my room.    (to) clean  

Present Simple: shit-regel

Hoe ziet de present simple eruit?

Bij she/ he/ it: hele werkwoord + s

I work every Sunday.              (to) work

They usually call back.          (to) call

We often clean my room.    (to) clean  

Present Simple: shit-regel

Hoe ziet de present simple eruit?

Bij she/ he/ it: hele werkwoord + s

I work every Sunday.              She works every Sunday. 

They usually call back.          He usually calls back. 

We often clean my room.    It often cleans my room. 

Present Simple: shit-regel

Hoe ziet de present simple eruit?

Bij she/ he/ it: hele werkwoord + s / es

She washes her car every day.          (to) wash

The dog always splashes around.   (to) splash

She never guesses right.                     (to) guess

He goes to the gym often.                   (to) go

Present Simple: shit-regel

Wat is de SHIT-regel?

Bij she/ he/ it: hele werkwoord + s / es

Voorbeeld:

Hannah always sleeps eight hours. 

(In deze zin kun je 'Hannah' vervangen voor 'she'.)

Let's practise!

I always                                   to work. (walk)

We never                                  by plane. (travel)

walk

walks

travel

travels

 You sometimes                                pancakes. (eat)

She often                                  by plane. (text)

eat

eats

text

texts

 The dog never                                 . (bite)

Clara                                 tea in the morning. (drink)

bite

bites

drink

drinks

Complete the sentence using the present simple:
You always ... loudly. (speak)

Complete the sentence using the present simple:

Cody and Nina often ... at that table. (sit)

Complete the sentence using the present simple:
She usually ... her own fruit. (grow)

Complete the sentence using the present simple:

The horse never ... the street. (cross)

Complete the sentence using the present simple:

You ... never at the park. (be)

Over to you...

Work on the weektask!

Looking back...