les 7: Spreektaal en schrijftaal en opbouw verslag

Spreektaal
Schrijftaal


Herkennen jullie spreektaal en schrijftaal?
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, tLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spreektaal
Schrijftaal


Herkennen jullie spreektaal en schrijftaal?

Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
  • Je weet dat er verschil zit tussen spreektaal en schrijftaal.
  • Je weet hoe je het interviewverslag moet opbouwen.

Slide 2 - Tekstslide

Interview omzetten naar schrijftaal
Als je een verslag van een interview maakt, schrijf je op wat iemand tegen jou gezegd heeft. 

Je kunt alles opschrijven wat iemand zegt, maar je kunt het gezegde ook samenvatten.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Spreektaal
In iedere zin zit een duidelijk spreektaalwoord.

Noteer het woord.

Slide 5 - Tekstslide

Misschien ga ik nog effe naar de mediatheek om een boek te zoeken.

Slide 6 - Open vraag

Joey is echt mijn mattie, dat weet iedereen op school.

Slide 7 - Open vraag

Ik vind het een vet idee om met z'n allen een cadeau te kopen.

Slide 8 - Open vraag

Leuk dat je langskwam, laterz!

Slide 9 - Open vraag

Hoe'st met je enkel, heb je er nog last van?

Slide 10 - Open vraag

Margo, wil je mss chillen?

Slide 11 - Open vraag

Deze schoenen zijn gruwelijk; die wil ik ook hebben!

Slide 12 - Open vraag

Opbouw interviewverslag
Als je een verslag schrijft, moet het uit de volgende onderdelen bestaan:
  • titel
  • inleiding
  • kern
  • slot

Slide 13 - Tekstslide

Titel
Je begint een verslag altijd met een titel:
  • Het moet de aandacht van de lezer meteen trekken.
  • Het moet kort zijn --> geen hele zin.
  • Je eindigt NIET met een leesteken.
  • Een titel mag opvallen --> groter en dikker lettertype.

Bijvoorbeeld:
Wat een jaar brugklas met je doet

Slide 14 - Tekstslide

Inleiding
In de inleiding geef je informatie over wie je geïnterviewd hebt en je vertelt waar het interview over gaat. Je kunt eindigen met een vraag.

Bijvoorbeeld:
Fotograaf Tessa Posthuma de Boer fotografeerde vorig jaar zes achtste groepers uit Broek in Waterland. Onlangs deed ze dat opnieuw, na een jaar in de brugklas. Zijn ze veranderd?

Slide 15 - Tekstslide

Kern/ middenstuk
In de kern komen je deelonderwerpen aan de orde:
  • Een kern bestaat uit verschillende alinea's.
  • Elk deelonderwerp is een alinea (dit zijn er dus vijf).
  • Na elke alinea komt een witregel.
  • Elke alinea heeft een tussenkopje --> bv. je deelonderwerp.
  • In elke alinea vat je samen wat de geïnterviewde zegt over het deelonderwerp.



Slide 16 - Tekstslide

Smaak
„Ik ben me bewuster gaan kleden sinds ik op de middelbare school zit. Minder shirts met print, maar gewoon zwart of wit. Ik draag ook vaker spijkerbroeken dan vroeger. Ik ben rapmuziek gaan luisteren omdat iedereen dat doet. Als je er een tijdje naar luistert, wordt het wel leuk. Via Spotify.”

Sociale media
„Ik zit op Instagram. En verder zit ik in de WhatsApp-groep van de klas. Dat is handig als er ’s ochtends vroeg een les uitvalt. Dan weet ik dat op tijd en kan ik op de bank blijven liggen in plaats van me naar de bus te haasten. Ik heb weleens gehad dat ik het pas hoorde als ik op school aankwam.”

Schoolfeest 
„Als er een schoolfeest is, dan wil mijn vader me meestal wel ophalen. En anders blijf ik bij een vriend slapen in Amsterdam.”



Slide 17 - Tekstslide

Slot
In het slot rond je het verslag af. Je kunt dit doen door:
  • een samenvatting te geven van wat er verteld is.
  • een conclusie trekken.

Voorbeeld samenvatting:
Al met al ben ik veel te weten gekomen over hoe ...... de brugklas heeft ervaren. Ik weet meer over het huiswerk en de docenten. Ik weet ook hoe ....is veranderd.

Voorbeeld conclusie:
Ik ben erachter gekomen dat er dus niet zoveel veranderd is in de loop van de jaren. De brugklas van twintig jaar geleden lijkt nog steeds op de brugklas van nu.



Slide 18 - Tekstslide

Eind verslag
Onderaan je verslag zet je je naam:

Dit interviewverslag is geschreven door:.....

Slide 19 - Tekstslide

Wat moet je inleveren
  • Je schrijft een verslag (1A4) met:
  1. titel
  2. inleiding (alinea 1), 
  3. kern (met tussenkopjes, alinea 2-6)
  4. slot (alinea 7) 
  5. je eigen naam

  • Je voegt als bijlage de vragen toe per deelonderwerp. Dit is het tweede A4.

Zorg dat je het bestand opslaat in de map Nederlands in je Onedrive.

Slide 20 - Tekstslide

Waar moet je het bestand inleveren?
Je levert het bestand in via opdrachten in Magister.Learn op uiterlijk maandag 17 april.

Je kunt de opdrachten vinden bij de tegel opdrachten --> interviewverslag.
Ook kun je de opdracht vinden bij de tegel Nederlands, periode 3, geïntegreerd lezen en schrijven, opdracht interviewverslag.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Heb je nog vragen?

Slide 23 - Open vraag