Dialoog, karakter en uiterlijk

Doelen
- Aan het einde van de les weet je wat een dialoog is. 
- Aan het einde van de les kun je vertellen wat karaktereigenschappen zijn. 
- Aan het einde van de les kun je vetellen wat uiterlijke kenmerken zijn.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Doelen
- Aan het einde van de les weet je wat een dialoog is. 
- Aan het einde van de les kun je vertellen wat karaktereigenschappen zijn. 
- Aan het einde van de les kun je vetellen wat uiterlijke kenmerken zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
- Theorie bespreken
- 1.5 maken
- hoe lever je je fictieautobiografie in?
- verder werken aan je fictieautobiografie.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een dialoog?

Slide 3 - Tekstslide

Dialoog
Een dialoog of tweegesprek is een gesprek tussen twee mensen.

Slide 4 - Tekstslide

dialoog                monoloog

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een dialoog?
A
een gesprek tussen twee mensen
B
een preek
C
een presentatie
D
een scene zonder geluid

Slide 6 - Quizvraag

Theorie personages
Hoofdpersoon en bijfiguren
Hoofdpersoon: belangrijkste personage en heeft een doel in het verhaal.
Bijfiguur: helper of tegenstander. Minder belangrijk, je komt er minder over te weten.

Slide 7 - Tekstslide

Theorie personages
Personage beschrijven
- Uiterlijk
- Belangrijke kenmerken (geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond, etc.)
- Karaktereigenschappen (sociaal, creatief, geduldig, spontaan, etc.)
- De relaties die het personage heeft met anderen in het verhaal.

Slide 8 - Tekstslide

Naar welke elementen kijk je als je een personage beschrijft?
A
Uiterlijk, kenmerken, karaktereigenschappen en relaties
B
Uiterlijk, kenmerken, hoofdpersoon en helper
C
Uiterlijk, kenmerken, bijfiguur en tegenstander
D
Uiterlijk, kenmerken, karaktereigenschappen en sportiviteit.

Slide 9 - Quizvraag

Welke twee rollen kan een bijfiguur hebben?
A
Helper en hoofdpersoon
B
Tegenstander en hoofdpersoon.
C
Helper en tegenstander
D
Tegenstander en opdracht.

Slide 10 - Quizvraag

Een hoofdpersonage heeft altijd een doel in het verhaal.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Karakter
Wanneer je omschrijft hoe iemand van binnen in elkaar zit, dus het innerlijk, omschrijf je iemands karakter.

Karakter = je aangeboren eigenschappen 









Slide 12 - Tekstslide

karaktereigenschappen

Slide 13 - Tekstslide

Met karaktereigenschappen wordt het ........................ beschreven.
A
Innerlijk
B
Uiterlijk

Slide 14 - Quizvraag

Uiterlijke kenmerken

Slide 15 - Tekstslide

Uiterlijke kenmerken

Hoe iemand eruitziet.

Bijvoorbeeld: lang, slank, bruine ogen en blond haar.

Slide 16 - Tekstslide



Wat is geen voorbeeld van een uiterlijk kenmerk?
A
groene ogen
B
blauwe plekken
C
blonde haren
D
gebroken hart

Slide 17 - Quizvraag



Johan Cruijf had bruin haar.
Dit is een ...
A
Karaktereigenschap
B
Uiterlijk kenmerk
C
Onzichtbaar kenmerk

Slide 18 - Quizvraag

Aan de slag
Maak paragraaf 1.5 p. 14 + 15 (10 minuten)

Zo meteen: hoe lever je de fictieautobiografie in? 
Werk verder aan je fictieautobiografie. 

Slide 19 - Tekstslide