Blok 3 Voorzieningen

Thema 5 Steden en dorpen
Blok 3 Voorzieningen

Heusinkveld/Brakke
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Thema 5 Steden en dorpen
Blok 3 Voorzieningen

Heusinkveld/Brakke

Slide 1 - Tekstslide

Dit is De Baron 1898, een duikachtbaan. Het is de spannendste achtbaan in de Efteling. Zo’n attractie is een voorziening. Er zijn heel veel verschillende soorten voorzieningen. De meeste vind je in de stad. Daarom gaan mensen graag in de stad wonen. Daardoor groeien de steden, komen er nog meer voorzieningen en nog meer mensen. Zij komen uit de dorpen op het platteland. Daar verdwijnen de voorzieningen. Wat kunnen dorpen hiertegen doen?

Leerdoelen. Je kunt...
• uitleggen wat een voorziening is.
• drie soorten voorzieningen noemen.
• soorten voorzieningen herkennen.
• uitleggen waarom een bepaalde voorziening een bepaald aantal gebruikers nodig heeft.
• vertellen waar de gebruikers van een bepaalde voorziening vandaan komen.
• uitleggen waarom de natuurlijke bevolkingsgroei in de stad groter is dan in de meeste dorpen.
• uitleggen waarom bedrijven graag in de buurt van een station gaan zitten.
• uitleggen waarom bedrijven, scholen en universiteiten graag met elkaar 
samenwerken.
• uitleggen waarom bedrijven andere bedrijven aantrekken.





Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzieningen
  • Voorzieningen die je (bijna) dagelijks gebruikt zijn dagelijkse voorzieningen = de supermarkt, school, de bakker etc. 

  • Voorzieningen die je weinig of minder vaak gebruikt zijn niet-dagelijkse voorzieningen = de bioscoop, het zwembad, de kapper, schoenwinkels etc

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten voorzieningen
Voorzieningen: bedrijven en organisaties die ervoor zorgen dat mensen kunnen krijgen wat ze nodig hebben. 

Drie soorten voorzieningen:
Publieke voorzieningen:  betaald van belastinggeld. 
Commerciële voorzieningen: geleverd door ondernemers om winst te maken.
Organisaties zonder winstoogmerk: hoeven geen winst te maken. 
Bijv. een sportvereniging of een stichting die eenzame ouderen bezoekt. 
Vaak m.b.v.  vrijwilligers. Zij krijgen voor hun werk geen loon. 


Slide 4 - Tekstslide

Soorten voorzieningen
Voorzieningen zijn bedrijven en organisaties die ervoor zorgen dat mensen kunnen krijgen wat ze nodig hebben. Een school is een goed voorbeeld van een voorziening. Er zijn drie soorten voorzieningen:
• Publieke voorzieningen: die worden betaald van belastinggeld. Als je dingen koopt en als je werkt, betaal je belastingen. De overheid verdeelt dat belastinggeld over bijvoorbeeld de zorg en de politie.
• Commerciële voorzieningen: die worden geleverd door ondernemers om winst te maken.
• Daarnaast zijn er organisaties die geen winst hoeven te maken, zoals een sportvereniging of een stichting die eenzame ouderen bezoekt. Bij veel stichtingen werken vrijwilligers. Zij krijgen voor hun werk geen loon. Vrijwilligers willen iets nuttigs doen voor anderen.

Publieke voorziening
Commerciële voorziening
Organisatie zonder winstoog-merk

Slide 5 - Sleepvraag

Wat voor soort voorzieningen zie je op afbeelding A t/m F?
Schaalniveaus
De schaal waarop je naar een gebied kijkt, heet het schaalniveau

Slide 6 - Tekstslide

Sommige voorzieningen zijn bedoeld voor mondiaal niveau, anderen voor continentaal of nationaal. Ook regionaal en lokaal heb je voorzieningen nodig om een gebied leefbaar te houden.
Je kijkt op verschillende schaalniveaus.

Slide 7 - Tekstslide

Dit zijn de schaalniveaus waarop wij wonen.
Welk schaalniveau is van toepassing op de afbeelding?
A
Regionale schaal
B
Nationale schaal
C
Lokale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk schaalniveau wordt hier afgebeeld?
A
Lokale schaal
B
Regionale schaal
C
Nationale schaal
D
Continentale schaal

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Lokale schaal
B
Nationale schaal
C
Regionale schaal
D
Mondiale schaal

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nederland groeit!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Natuurlijke bevolkingsgroei
Natuurlijke bevolkingsgroei 
= de bevolkingsgroei door 
geboorte en sterfte.

Sociale bevolkingsgroei 
= de bevolkingsgroei door 
migratie.

Slide 12 - Tekstslide


Natuurlijke bevolkingsgroei
Bij de natuurlijke bevolkingsgroei kijk je naar het aantal kinderen dat wordt geboren en het aantal mensen dat sterft in een jaar. De natuurlijke bevolkingsgroei reken je zo uit: aantal geboorten min aantal sterfgevallen. Als er in een jaar meer kinderen worden geboren dan dat er mensen overlijden, is er een geboorteoverschot.
geboorte – sterfte = natuurlijke bevolkingsgroei
154.000
151.000
129.000
67.000
69.000
66.000
48.000
16.000



In Nederland vooral bevolkingsgroei door migratie

Tussen 2010 en 2023 zijn er naar schatting ongeveer 2,6 miljoen migranten naar Nederland gekomen en hier gevestigd.

De Nederlandse bevolking groeit eigenlijk alleen nog maar door sociale bevolkingsgroei. Nederlanders zelf krijgen te weinig kinderen.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voordelen migratie:

- De Nederlandse bevolking vergrijst. Migratie houd de bevolkingsgrootte op peil.

- Er zijn ook veel kennismigranten die de krapte op de arbeidsmarkt verkleinen.
Nadelen migratie:

- Import andere culturele normen en waarden -> kan leiden tot spanningen.

- Extra druk op voorzieningen, zoals woningmarkt, ziekenzorg en infrastructuur.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorzieningen zijn..
A
Diensten waar mensen gebruik van maken
B
De grenzen van steden, zoals een stadspoort
C
Een uitkijktoren op de grens van steden
D
Mensen die de stad besturen, zoals burgemeesters

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is natuurlijke bevolkingsgroei
A
Dat de bevolking snel groeit
B
Het aantal immigranten min het aantal emigranten
C
Het aantal geboorten min het aantal sterfte gevallen
D
Het aantal geboorten in een jaar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit het nu?

hoger geboortecijfer dan sterftecijfer 
= geboorteoverschot = bevolkingsgroei

hoger sterftecijfer dan geboortecijfer 
= sterfteoverschot = krimp bevolking

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De stad trekt
Verhuizen naar de stad heet urbanisatie. Maar waarom?
  • Dichtbij je werk willen wonen.
  • Er zijn veel voorzieningen zoals bijv. winkels.
  • Voor de gezelligheid van veel mensen en veel uitgaansmogelijkheden.
  • Buiten de stad wonen is soms duurder, want er 
     zijn minder kleinere, goedkopere huizen.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Red het dorp!
Na WOII meer machines op het platteland -> minder werk

- Mensen trekken naar de stad voor werk en jongeren om te studeren. 
- Op het platteland/dorp zijn minder voorzieningen en ouderen blijven achter.
- Afname van de leefbaarheid!

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken van blok 3
Opdracht 1, 2, 3, 6, 8, 9, 14 en 17.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies