Les 1: Wat is een debat en argument?

Welkom!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Aan het eind van deze les weet ik wat een debat is. 
Aan het eind van deze les weet ik wat een goed argument is.

Slide 2 - Tekstslide

Even warm worden!

Slide 3 - Tekstslide

Stelling: Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden.
A
EENS
B
ONEENS

Slide 4 - Quizvraag

Stelling: Accounts van influencers die fake news verspreiden moeten tijdelijk gedeactiveerd worden.

Leg kort uit aan waarom je het eens of oneens bent.

Slide 5 - Open vraag

Debat

  • scherp geformuleerde stelling

  • overtuigen jury

  • duidelijke regels

  • eindoordeel op basis van vooraf afgesproken criteria
Discussie

  • al pratend positie innemen


  • overtuigen gesprekspartner

  • geen regels

  • eindoordeel op basis van gevoel

Slide 6 - Tekstslide

Het debat
Sprekers krijgen in een debat de tijd om hun mening toe te lichten. 
Het doel van een debat is om het publiek/de jury te overtuigen.

Het gaat dan niet om wie gelijk heeft, maar om wie het beste zijn mening kan onderbouwen / het overtuigendst is.

Een debat is een discussie met regels.

Slide 7 - Tekstslide

Waarover heb jij wel eens een debat gezien?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Video

Doel en rollen
Een debat is een woordstrijd tussen twee partijen over een stelling.  
De ene partij neemt een positief standpunt in , de andere partij neemt een negatief standpunt in  over een bepaalde mening of kwestie.

Om te debatteren moet je kunnen argumenteren!

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt:

  • je eigen standpunt verdedigen
  • het standpunt van de tegenpartij weerleggen
  • snel reageren op argumenten van de tegenpartij
  • goed presenteren

Slide 11 - Tekstslide

De vorm

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een argument?
Een uitleg waarmee je de stelling bewijst (als je voor bent) 
of ontkracht (als je tegen bent).
 Argumenten zijn te herkennen aan signaalwoorden zoals:


Slide 13 - Tekstslide

Hoe bedenk je een argument?
Als je gaat debatteren, is de ene groep voor en de andere groep tegen de stelling. 

Een stelling is een standpunt of mening over hoe iemand vindt dat de wereld zou moeten zijn.

   

Slide 14 - Tekstslide

Hoe bedenk je een argument?
 Een manier is door drie vragen aan jezelf te stellen:


  •  Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
  •  Wat zijn de voordelen of nadelen?
  •  Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor die mensen?

De antwoorden op die vragen gebruik je voor je argumenten.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Soorten argumenten
Er zijn verschillende soorten argumenten. Het belangrijkste verschil tussen deze soorten argumenten is dat er argumenten zijn waarin je gebruik maakt van 
feiten (objectief) en er zijn argumenten waarin je gebruik maakt van
 je mening, gevoel of overtuiging (subjectief). 

Slide 17 - Tekstslide