rekenen met tijd les 2

 Rekenen met tijd
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 Rekenen met tijd

Slide 1 - Tekstslide

Rekenen met tijd
Doel
Je kent de eenheden van tijd (seconden, minuten, uren)
Je kunt de eenheden van tijd omrekenen. 

Slide 2 - Tekstslide

Eenheden van tijd
Eenheden van tijd
1 minuut            - 60 seconden
1 kwartier           - 15 minuten
1 half uur            - 30 minuten
1 uur                    - 60 minuten of 4 kwartieren of
                               3.600 seconden
1 dag (etmaal)  - 24 uren
1 week                - 7 dagen
1 maand            - 28, 29, 30 of 31 dagen
1 kwartaal         - 3 maanden of 13 weken
1 jaar                   - 365 dagen of 52 weken of 
                               12 maanden
1 decennium     -10 jaar
1 eeuw               - 100 jaar

Slide 3 - Tekstslide

Zet op volgorde van kort naar lang:
etmaal
kwartaal
eeuw
minuut
uur

Slide 4 - Sleepvraag

Hoeveel minuten is 0,4 uur?
A
40 minuten
B
24 minuten
C
4 minuten
D
44 minuten

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel minuten is 0,5 uur?
A
50 minuten
B
20 minuten
C
5 uur
D
30 minuten

Slide 6 - Quizvraag

tijd omrekenen 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Digitale tijd
Hoeveel uur heeft een dag?
Wat is de digitale tijd van de klok in de ochtend?
Wat is de digitale tijd van de klok in de avond?


Slide 9 - Tekstslide

Hoe laat is het op deze klok?
Het is ochtend.

Slide 10 - Open vraag

Hoe laat is het op deze klok?
Het is avond.

Slide 11 - Open vraag

Hoe laat is het?
Sleep de juiste tijden naar de klok
5:30
17:30
15:30
4:30
3:30
6:25
16:30
18:25

Slide 12 - Sleepvraag

Hoe laat is het?
Sleep de juiste tijden naar de klok
00:40
23:40
20:12
12:40
08:12
11:40
01:08
01:40

Slide 13 - Sleepvraag

Je wilt met de trein van Kampen naar Zwolle. De trein vertrekt om 10:02 uur. Het is nu 09:42. Hoe lang duurt het nog voordat de trein vertrekt?
A
12 minuten
B
18 minuten
C
20 minuten
D
30 minuten

Slide 14 - Quizvraag

Als 5 januari op een dinsdag valt, op welke dag valt dan 23 januari?
A
zondag
B
zaterdag
C
donderdag
D
woensdag

Slide 15 - Quizvraag