Les 1 aanvulling

Signaalwoorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn signaalwoorden?
Een signaalwoord vertelt je wat de zinnen of alinea’s met elkaar te maken hebben. Met andere woorden: een signaalwoord geeft het verband aan tussen zinnen of alinea’s.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Jullie moeten kennen:
Opsomming
Tegenstelling
Oorzaak-gevolg
Mening en argument van de schrijver

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden
Danny heeft veel goede vrienden: Bert, Jarno, Mustafa en Khalid. Ook Kian en Djoeke horen tot zijn vriendengroep. 

Nadia moet nog zoveel doen. Ten eerste heeft ze een enorme berg huiswerk. Ten tweede moet ze van haar moeder vandaag haar kamer opruimen. Ten derde wil de hond nog graag een rondje met haar lopen en ten slotte gaat ze haar penvriendin in Canada een brief schrijven.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden
Een tegenstelling laat zien dat twee dingen tegenovergesteld aan elkaar zijn.

Bijvoorbeeld:
Daisy houdt niet van kroketten, maar ze vindt frikadellen echt overheerlijk.
Je ziet dat Daisy’s mening over kroketten tegengesteld is aan haar mening over frikadellen. In dit voorbeeld is ‘maar’ gebruikt als signaalwoord om de tegenstelling aan te duiden.

In rekenen is Rob erg goed. Met taal heeft hij echter meer moeite. In tegenstelling tot zijn moeder; die spreekt drie talen vloeiend.

Dit jaar hebben we 150 aanmeldingen voor de talentenjacht, tegenover 48 vorig jaar. Ons evenement wordt steeds populairder!

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Oorzaak-gevolg
Een oorzaak vertelt waarom iets gebeurt. Een gevolg is wat er door die oorzaak gebeurt. Er is nog zoveel meer te vertellen over oorzaak en gevolg. In dit artikel leggen we alles uit. Deze kennis komt goed van pas bij begrijpend lezen.

Een voorbeeld van een oorzaak en gevolg:
~ Het regent, dus ik word nat.
De oorzaak is: het regent.
Het gevolg is: ik word nat.

Oorzaak, gevolg
Signaalwoorden: want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van, ten gevolge van.




Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Mening en argument
Mening: iets wat iemand vindt, je herkent het vaak aan het woordje: ik vind......
Argument: waarom diegene iets vindt, vaak herken je het aan het woordje: omdat.....
Ik vind dat het openbaar vervoer gratis moet zijn, want dit is beter voor het milieu, mensen pakken daardoor minder snel de auto.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een opsomming?
A
Voordat ik naar school ga, eet ik een boterham.
B
En daarom ga ik naar school.
C
Ik leer Nederlands en Wiskunde en ook Engels.
D
Vroeger lette ik nooit op in de les.

Slide 14 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
ten slotte
C
hoewel
D
denk aan

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een oorzaak-gevolg
A
Ik viel van de trap, doordat mijn veter loszat.
B
De spits van Ajax krijgt de bal goed aangespeeld, waardoor hij scoort.
C
Hij staat een acht voor de vakken wiskunde en Engels.
D
De kleuren van de vlag zijn geel en blauw.

Slide 16 - Quizvraag

Welke signaalwoorden horen bij een tegenstellendverband?
A
maar, tegenover
B
daarentegen, toch
C
echter, hoewel
D
ondanks dat, aan de ene kant... aan de andere kant

Slide 17 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een oorzaak-gevolg?
A
De koeien staan in de wei, maar de paarden nog niet.
B
De spits van Ajax krijgt de bal goed aangespeeld, waardoor hij scoort.
C
Hij staat een acht voor de vakken wiskunde en Engels.
D
De kleuren van de vlag zijn geel en blauw.

Slide 19 - Quizvraag

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 20 - Quizvraag