Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Loukianos
ΛΟΥΚΙΑΝΟΣ
ΔΙΑΛΟΓΟΙ ΘΕΩΝ
1 / 51
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
In deze les zitten
51 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
ΛΟΥΚΙΑΝΟΣ
ΔΙΑΛΟΓΟΙ ΘΕΩΝ
Slide 1 - Tekstslide
ΜΟΡΦΟΛΟΓΙΑ
ofwel: de vormpjes
Omdat het toch goed is om nog één keer de teksten door te werken, komen hier een aantal grammaticale en andere vragen.
Slide 2 - Tekstslide
Goddelijk overspel
a. De valstrik van Hefaistos
Neem je eigen tekst erbij, zodat je de juiste tekstpassage hebt.
Slide 3 - Tekstslide
Τί γελᾷς , ὦ Ἑρμῆ;
γελᾷς is:
A
part.aor.nom.ev.m.
B
2.ev.prae.ind.act.
C
part.aor.dat.mv.v
D
2.ev.aor.ind.act
Slide 4 - Quizvraag
γελοιότατα
dit is een:
A
nom.mv.o
B
nom.ev.vr
C
acc.mv.o
D
acc.ev.m.
Slide 5 - Quizvraag
γελοιότατα
dit is
A
comparativus
B
superlativus
Slide 6 - Quizvraag
Εἰπὲ οὖν, ὡς καὶ αὐτὸς ἀκούσας ἔχω ξυγγελᾶν.
Wat is het hoofdwerkwoord?
A
ἔχω
B
ξυγγελᾶν
C
ἀκούσας
Slide 7 - Quizvraag
Εἰπὲ οὖν, ὡς καὶ αὐτὸς ἀκούσας ἔχω ξυγγελᾶν.
ξυγγελᾶν is...
A
3.ev.imp.ind.act.
B
part.prae.acc.ev.v.
C
inf.aor.act
D
inf.prae.act
Slide 8 - Quizvraag
Εἰπὲ οὖν, ὡς καὶ αὐτὸς ἀκούσας ἔχω ξυγγελᾶν.
Behalve "hebben" kan ἔχω ook betekenen:
A
kunnen
B
mogen
C
willen
D
zullen
Slide 9 - Quizvraag
κατείληπται
Wat is het subject van dit werkwoord? Antwoord in het Nederlands.
Slide 10 - Open vraag
ξυλλαβών
Het subject dat bij deze nominativus hoort is
A
Afrodite
B
Hefaistos
C
Ares
Slide 11 - Quizvraag
καὶ περὶ τὴν εὐνὴν ἀφανῆ δεσμὰ περιθεὶς.
ἀφανῆ is:
A
acc.ev.o
B
nom.ev.v
C
acc.mv.o
D
acc.ev.m.
Slide 12 - Quizvraag
περιθεὶς
dit is een:
A
part.aor.act.acc.ev.o
B
part.aor.pas.nom.mv.m
C
part.aor.act.nom.ev.m
D
part.aor.pas.gem.ev.m.
Slide 13 - Quizvraag
ἐπεὶ δὲ ἐπέβησαν τοῦ λέχους καὶ ἐν ἔργῳ ἦσαν
ἐπέβησαν is
A
part.aor.act.acc.ev.v.
B
3.mv.aor.ind.act
C
3.mv.imp.ind.act
D
3.mv.aor.coni.act
Slide 14 - Quizvraag
ἐπεὶ δὲ ἐπέβησαν τοῦ λέχους καὶ ἐν ἔργῳ ἦσαν
ἦσαν is
A
part.aor.act.acc.ev.v.
B
3.mv.aor.ind.act
C
3.mv.imp.ind.act
D
3.mv.aor.coni.act
Slide 15 - Quizvraag
οὐκ εἶχεν ὅπως ἐγκαλύψαιτο αἰδουμένη,
εἶχεν vertaal je met:
A
zij wilde
B
zij mocht
C
zij had
D
zij kon
Slide 16 - Quizvraag
οὐκ εἶχεν ὅπως ἐγκαλύψαιτο αἰδουμένη,
ἐγκαλύψαιτο is een:
A
3.ev.opt.med.
B
3.ev.coni.act
C
3.ev.aor.med
D
3.ev.coni.med
Slide 17 - Quizvraag
καὶ ἤλπιζε ῥήξειν τὰ δεσμά
ἤλπιζε is een:
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
futurum
Slide 18 - Quizvraag
ἔπειτα δὲ, συνεὶς ἐν ἀφύκτῳ ἐχόμενον ἑαυτὸν, ἱκέτευεν.
ἱκέτευεν is een:
A
praesens
B
perfectum
C
imperfectum
D
futurum
Slide 19 - Quizvraag
ἔπειτα δὲ, συνεὶς ἐν ἀφύκτῳ ἐχόμενον ἑαυτὸν, ἱκέτευεν.
συνεὶς is
A
nom.ev.m.part.aor.act
B
nom.mv.part.prae.act
C
dat.mv.v
D
nom.ev.v.
Slide 20 - Quizvraag
ἔπειτα δὲ, συνεὶς ἐν ἀφύκτῳ ἐχόμενον ἑαυτὸν, ἱκέτευεν.
De nominativus συνεὶς verwijst naar
A
Hefaistos
B
Ares
C
Afrodite
Slide 21 - Quizvraag
b. Hermes benijdt Ares
Slide 22 - Tekstslide
ἀλλὰ ξυγκαλέσας τοὺς θεοὺς ἐπιδείκνυται τὴν μοιχείαν αὐτοῖς· οἱ δὲ γυμνοὶ ἀμφότεροι κάτω νενευκότες ξυνδεδεμένοι ἐρυθριῶσι
αὐτοῖς slaat op
A
οἱ γυμνοὶ
B
ξυνδεδεμένοι
C
τοὺς θεοὺς
D
τὴν μοιχείαν
Slide 23 - Quizvraag
οἱ δὲ γυμνοὶ ἀμφότεροι κάτω νενευκότες ξυνδεδεμένοι ἐρυθριῶσι.
ξυνδεδεμένοι is een:
A
part.perf.med.nom.mv.m
B
part.aor.med.nom.mv.m
C
part.perf.act.nom.mv.m
D
part.prae.med.nom.mv.m
Slide 24 - Quizvraag
Ὁ δὲ χαλκεὺς ἐκεῖνος οὐκ αἰδεῖται
Wie is het subject van αἰδεῖται?
A
Hermes
B
Afrodite
C
Ares
D
Hefaistos
Slide 25 - Quizvraag
Wat is de reactie op de goden wanneer zij zien dat Ares en Afrodite zijn betrapt?
A
χρὴ τἀληθὲς εἰπεῖν,
B
ἐφθόνουν
C
ἐπιγελᾷ
Slide 26 - Quizvraag
Goddelijk jaloezie
Hermes bedroefd
Slide 27 - Tekstslide
Wat is de juiste vertaling van τί in:
Τί κατηφὴς εἶ, ὦ Ἄπολλον;
Slide 28 - Open vraag
ἀλλὰ ἐρώμενον πενθῶ τὸν Λάκωνα τὸν Οἰβάλου
Van wie was Hyacinthos een kind?
A
Zeus
B
Lakoon
C
Apollo
D
Oibalos
Slide 29 - Quizvraag
Τέθνηκε is:
A
3.ev.prae.ind act
B
3.ev.prf.ind.act
C
3.ev.imp.coni.act
D
3.ev.aor.ind.act
Slide 30 - Quizvraag
Πρὸς τίνος, ὦ Ἄπολλον;
τίνος is een:
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus
Slide 31 - Quizvraag
ὡς ἀποκτεῖναι τὸ καλὸν ἐκεῖνο μειράκιον;
ἐκεῖνο is een:
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus
Slide 32 - Quizvraag
Αὐτοῦ ἐμοῦ τὸ ἔργον
ἐμοῦ is een:
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus
Slide 33 - Quizvraag
Αὐτοῦ ἐμοῦ τὸ ἔργον
Αὐτοῦ betekent:
A
van hem
B
ervan
C
zelf
D
zelfs
Slide 34 - Quizvraag
Οὔκ, ἀλλὰ δυστύχημά τι ἀκούσιον ἐγένετο
τι betekent:
A
een of ander
B
iets
C
wat
D
iemand
Slide 35 - Quizvraag
Οὔκ, ἀλλὰ δυστύχημά τι ἀκούσιον ἐγένετο
δυστύχημά is een:
A
nom.mv.m
B
acc.mv.o
C
nom.ev.o
D
acc.ev.o
Slide 36 - Quizvraag
Δισκεύειν ἐμάνθανε κἀγὼ συνεδίσκευον αὐτῷ,
ἐμάνθανε is een
A
praesens
B
imperfectum
C
aoristus
D
futurum
Slide 37 - Quizvraag
Δισκεύειν ἐμάνθανε κἀγὼ συνεδίσκευον αὐτῷ,
Het subject van ἐμάνθανε is:
A
Hermes
B
Apollo
C
Hyacinthos
D
Zefyros
Slide 38 - Quizvraag
ἐγὼ μὲν ἀνέρριψα, ὥσπερ εἰώθειμεν
ἀνέρριψα is
A
1.ev.aor.ind.act
B
acc.mv.o.
C
acc.m.ev.part.aor.act
D
3.ev.aor.ind.act.
Slide 39 - Quizvraag
Een goddelijke bevalling
Slide 40 - Tekstslide
Ἔστιν , ὦ Ἑρμῆ, νῦν ἐντυχεῖν τῷ Διί;
ἐντυχεῖν is een
A
3.ev.imp.ind.act
B
inf.prae.act
C
inf.aor.act
D
inf.fut.act
Slide 41 - Quizvraag
Ἔστιν , ὦ Ἑρμῆ, νῦν ἐντυχεῖν τῷ Διί;
Διί is een
A
nominativus
B
genitivus
C
dativus
D
accusativus
Slide 42 - Quizvraag
Οὐδὲ τοῦτο· ἀλλὰ μαλακῶς ἔχει αὐτός
αὐτός betekent:
A
hij
B
ook
C
hem
D
zelf
Slide 43 - Quizvraag
Ἄπαγε, τέτοκεν ἐκεῖνος; ἐκ τίνος;
τέτοκεν is
A
3.ev.prae.ind.act.
B
1.ev.prae.ind.act.
C
inf.perf.act.
D
3.ev.perf.ind.act.
Slide 44 - Quizvraag
Εὖ λέγεις· οὐ γὰρ ἐκείνη εἶχε τὸ ἔμβρυον
ἐκείνη verwijst naar
A
ἐκ τίνος
B
ἡ γαστὴρ
C
ἐκεῖνος
D
ἀνδρόγυνος
Slide 45 - Quizvraag
τῶν Κάδμου θυγατέρων μία.
Hoe vertaal je dit?
Slide 46 - Open vraag
καὶ ἡ Σεμέλη μὲν διαφθείρεται ὑπὸ τοῦ πυρός.
διαφθείρεται moet je hier ... vetalen
A
actief
B
passief
Slide 47 - Quizvraag
υπό + genitivus vertaal je met
A
door
B
over
C
boven
D
tegen
Slide 48 - Quizvraag
Ἐς τὴν Νῦσαν ἀποκομίσας παρέδωκα ταῖς Νύμφαις ἀνατρέφειν
Het subject van παρέδωκα is:
A
Zeus
B
het kind
C
Hermes
D
Poseidon
Slide 49 - Quizvraag
Ἐς τὴν Νῦσαν ἀποκομίσας παρέδωκα ταῖς Νύμφαις ἀνατρέφειν
ἀποκομίσας is een:
A
nom.ev.v.part.prae.act
B
2.ev.aor.ind.act
C
nom.m.ev.part.aor.act
D
2.ev.aor.coni.act
Slide 50 - Quizvraag
Einde
Slide 51 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
25 mei
Mei 2023
- Les met
40 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
6 juni
Juni 2023
- Les met
41 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Herhaling
December 2021
- Les met
36 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
19 november
November 2019
- Les met
15 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Loukianos, tekst III (d1 & 2) oefenen (vooral grammatica-) toets
September 2023
- Les met
15 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Loukianos, tekst III (d1 & 2) oefenen (vooral grammatica-) toets
Juli 2024
- Les met
15 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
2 december
November 2019
- Les met
14 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
17 december
December 2019
- Les met
34 slides
Grieks
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5