Klas 2 werkwoorden -dre + wederkerende w.w.

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
Ik kan de werkwoorden op -re in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd vervoegen. 

Slide 2 - Tekstslide

vendre (présent)
je vends
tu vends
il vend
elle vend
on vend
nous vendons
vous vendez
ils vendent
elles vendent
verkopen (tegenwoordige tijd)
ik verloop
jij verkoopt
hij verkoopt
zij verkoopt
wij verkopen, men verkoopt
wij verkopen
jullie verkopen, u verkoopt
zij verkopen (m)
zij verkopen (v)

Slide 3 - Tekstslide

FA
vendre
entendre
répondre
rendre
attendre
perdre
descendre
NE
verkopen
horen
antwoord geven
teruggeven
wachten op
verliezen
uitstappen, naar beneden gaan

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal de woorden tussen haakjes. >Verkoop je< tomates?
A
Tu vends
B
Tu vend

Slide 5 - Quizvraag

Vertaal de woorden tussen haakjes. >Zij verliest< sa patience.
A
Elle perds
B
Elle perd

Slide 6 - Quizvraag

le présent, verbes en -re
Je haalt de letters -re van het werkwoord af en houdt de stam van het werkwoord over.
                     b.v.  répondre
                          = répond
Passé composé
Je haalt -re van het werkwoord af, en vervangt het door -u.
b.v. J'ai répondu
                         
le présent, verbes en -re
Achter de stam schrijf je de juiste vervoeging. Het rijtje:
je réponds
tu réponds
il/elle/on répond
nous répondons
vous répondez
ils répondent

Slide 7 - Tekstslide

Vervoeg..

ils ... (perdre)

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg..

vous ... (attendre)

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg..

Sophie et Chloé ... (vendre)

Slide 10 - Open vraag

descendre = naar beneden gaan,pc
Ils ..... ......... à pied
A
ont descendu
B
sont descendus
C
descendront
D
vont descendre

Slide 11 - Quizvraag

La rège: verbes réguliers en -re
Dit werkt hetzelfde als de werkwoorden op -er, maar de uitgangen zijn:
je rends
tu rends
il/elle/on rend
nous rendons
vous rendez
ils/elles rendent

Slide 12 - Tekstslide

Welke vorm is goed?

attendre - j'
A
j'attende
B
j'attendis
C
j'attends
D
j'attendre

Slide 13 - Quizvraag

Welke vorm is goed?

perdre - tu
A
tu perdes
B
tu perdis
C
tu perds
D
tu perdu

Slide 14 - Quizvraag

Leerdoel
Ik kan de wederkerende werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

wederkerend werkwoord

Waar herken je die NIET aan?
A
se / s'
B
me, te, se, nous, vous, se
C
zich
D
ne ... pas

Slide 17 - Quizvraag

wederkerend werkwoord

vertaal: je me lave
A
ik was
B
jij wast
C
ik was me
D
jij wast je

Slide 18 - Quizvraag

Wederkerende werkwoorden:
Wij scheren ons
(zich scheren = se raser)
A
Nous vous rasez
B
Nous nous raser
C
Nous se raser
D
Nous nous rasons

Slide 19 - Quizvraag

wederkerend werkwoord

vertaal: ik was me
A
je lave
B
je me lave

Slide 20 - Quizvraag

Wederkerende werkwoorden.

Je ___ leve à 8h00.
A
te
B
me
C
se

Slide 21 - Quizvraag

Wederkerende werkwoorden.

Elle ___ leve à 8h00.
A
te
B
me
C
se

Slide 22 - Quizvraag

Wederkerende werkwoorden.

Tu ___ leve à 8h00.
A
te
B
me
C
se

Slide 23 - Quizvraag

wederkerend werkwoord

vertaal: zij douchen zich
A
il se douche
B
ils se douchent

Slide 24 - Quizvraag

wederkerend werkwoord

vertaal: jij staat op
A
je me lève
B
tu te lèves
C
je lève
D
tu lèves

Slide 25 - Quizvraag

Wederkerende werkwoorden
Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
SE/S'
VOUS
NOUS
ME/M'
TE/T'

Slide 26 - Sleepvraag

Nick ... ... devant la classe. (se présenter)

Slide 27 - Open vraag

Je ... ... trois fois par semaine. (s'entrainer)

Slide 28 - Open vraag

Tu ... ... comment? (s'habiller)

Slide 29 - Open vraag

Vous ... ... tous les soirs. (se laver)

Slide 30 - Open vraag

On ... ... de ton copain. (se moquer)

Slide 31 - Open vraag

Ik snap het wederkerend werkwoord in het Frans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Wat kunnen we en wat is nog lastig?

Slide 33 - Tekstslide