Onregelmatige werkwoorden
1 / 38
Lesduur is: 40 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Past simple: bring
A
bought
B
brought
C
bringed
D
brings
Slide 2 - Quizvraag
Irregular verb of
wedden
wedden
A
to bet - bet - bet
B
to bet - bit - bot
C
to bit - bit - bit
D
to bet - betted - betten
Slide 3 - Quizvraag
Irregular verbs of:
kiezen
kiezen
A
to choose - chose - chosen
B
to chose - chose - chose
C
to choose - chosed - chosen
D
to choose - chosen - chose
Slide 4 - Quizvraag
Irregular verb:
weten
weten
A
to know - knowed - knowed
B
to know - knew - known
C
to know - know - know
D
to know - knew - knaw
Slide 5 - Quizvraag
Irregular verbs
Denken
Denken
A
To think-thought-thought
B
To think-thinked-thinked
C
To think-thaught-thaught
D
To think-thinked-thought
Slide 6 - Quizvraag
Irregular verbs:
gaan
gaan
A
to go - goed - gone
B
to go - went - gone
Slide 7 - Quizvraag
Hoe goed ken je de onregelmatige werkwoorden al?
A
Perfect!
B
Goed!
C
Redelijk.
D
Slecht
Slide 8 - Quizvraag
Irregular verb:
bouwen
bouwen
A
to build - builded - builded
B
to built - build - build
C
to build - built - built
D
to builden - builded - builden
Slide 9 - Quizvraag
irregular verbs:
fall - ……. - …….
fall - ……. - …….
A
felt - felt
B
fell - fallen
C
falled - falled
D
fell - fell
Slide 10 - Quizvraag
Irregular verbs
have - ……. - had
have - ……. - had
A
had
B
hadded
C
haved
D
haven
Slide 11 - Quizvraag
Irregular verbs
Houden
Houden
A
To keep-keept-kept
B
To keep-kept-kept
C
To keep-kept-keept
D
To kep-kept-kept
Slide 12 - Quizvraag
Irregular verb:
kosten
kosten
A
to cost - costed - costen
B
to cost - chosten - gecost
C
to cost - costed - costed
D
to cost - cost - cost
Slide 13 - Quizvraag
Irregular verbs
hide
hide
A
To hide - hided - hidden
B
To hide - hid - hidden
C
To hide - hode - hoden
D
To hide - hid - hid
Slide 14 - Quizvraag
Irregular verbs
To come - ….. - …...
To come - ….. - …...
A
came- come
B
come - come
C
comes - comed
D
came- camed
Slide 15 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden: Welk rijtje klopt NIET?
A
go - went - gone
B
forgive - forgave - forgiven
C
say - said - said
D
hang - hung - hanged
Slide 16 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden: Welk rijtje klopt NIET?
A
win - won - won
B
put - put - put
C
hit - hit - hitten
D
hurt - hurt - hurt
Slide 17 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden
Welke klopt niet?
Welke klopt niet?
A
To buy - bought - bought
B
To be - was/were - been
C
To think - thinked - thinked
D
To take - took - taken
Slide 18 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden
Wat is het rijtje van het werkwoord:
bijten
Wat is het rijtje van het werkwoord:
bijten
A
bite - bitten - bit
B
bite - bit - bitten
C
bite - bitten - bited
D
bitten - bite - bit
Slide 19 - Quizvraag
Irregular verb of
wedden
wedden
A
to bet - bet - bet
B
to bet - bit - bot
C
to bit - bit - bit
D
to bet - betted - betten
Slide 20 - Quizvraag
Irregular verbs of:
kiezen
kiezen
A
to choose - chose - chosen
B
to chose - chose - chose
C
to choose - chosed - chosen
D
to choose - chosen - chose
Slide 21 - Quizvraag
Irregular verb:
weten
weten
A
to know - knowed - knowed
B
to know - knew - known
C
to know - know - know
D
to know - knew - knaw
Slide 22 - Quizvraag
Irregular verbs
Denken
Denken
A
To think-thought-thought
B
To think-thinked-thinked
C
To think-thaught-thaught
D
To think-thinked-thought
Slide 23 - Quizvraag
Irregular verbs:
gaan
gaan
A
to go - goed - gone
B
to go - went - gone
Slide 24 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden:
Wat is het rijtje van het werkwoord:
nemen
Wat is het rijtje van het werkwoord:
nemen
A
take - teek - took
B
taak - teek - took
C
take - took - taken
D
take - took - taked
Slide 25 - Quizvraag
v.t. onregelmatige werkwoorden
to send:
to send:
A
send
B
sund
C
sent
D
sind
Slide 26 - Quizvraag
Irregular verb:
bouwen
bouwen
A
to build - builded - builded
B
to built - build - build
C
to build - built - built
D
to builden - builded - builden
Slide 27 - Quizvraag
irregular verbs:
fall - ……. - …….
fall - ……. - …….
A
felt - felt
B
fell - fallen
C
falled - falled
D
fell - fell
Slide 28 - Quizvraag
Irregular verbs
have - ……. - had
have - ……. - had
A
had
B
hadded
C
haved
D
haven
Slide 29 - Quizvraag
Irregular verbs
Houden
Houden
A
To keep-keept-kept
B
To keep-kept-kept
C
To keep-kept-keept
D
To kep-kept-kept
Slide 30 - Quizvraag
Irregular verb:
kosten
kosten
A
to cost - costed - costen
B
to cost - chosten - gecost
C
to cost - costed - costed
D
to cost - cost - cost
Slide 31 - Quizvraag
Verleden tijd van (go)
(onregelmatige werkwoord)
(onregelmatige werkwoord)
A
goed
B
going
C
went
D
gone
Slide 32 - Quizvraag
Irregular verbs
hide
hide
A
To hide - hided - hidden
B
To hide - hid - hidden
C
To hide - hode - hoden
D
To hide - hid - hid
Slide 33 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden
Wat is het rijtje van het werkwoord:
rennen
Wat is het rijtje van het werkwoord:
rennen
A
ran - run - ran
B
run - run - run
C
run - ran - ran
D
run - ran - run
Slide 34 - Quizvraag
Onregelmatige werkwoorden:
Wat is het rijtje van het werkwoord:
tekenen
Wat is het rijtje van het werkwoord:
tekenen
A
draw - drew - drawn
B
draw - draw - drawn
C
drew - draw - drewn
D
drew - drew - drawn
Slide 35 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een onregelmatig werkwoord?
A
dig - dug - dug
B
walk - walked - walked
Slide 36 - Quizvraag
Irregular verbs
To come - ….. - …...
To come - ….. - …...
A
came- come
B
come - come
C
comes - comed
D
came- camed
Slide 37 - Quizvraag
Ik ken de onregelmatige werkwoorden:
Goed
Redelijk
Slecht
