Herhalingsles H2 - par 1 en 2

Herhalingsles H2
Bevolking en cultuur

HTL1
Par 1 en 2
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles H2
Bevolking en cultuur

HTL1
Par 1 en 2

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met bevolkingsdichtheid?
A
Het aantal mensen dat in een bepaald land woont
B
Het aantal mensen dat op een bepaald oppervlak woont, bijvoorbeeld per vierkante kilometer
C
Het aantal geboorten in een land per jaar
D
Het aantal mensen dat jaarlijks emigreert

Slide 2 - Quizvraag

Welke van de volgende gebieden heeft de laagste bevolkingsdichtheid?
A
India
B
Nederland
C
De Sahara-woestijn
D
China

Slide 3 - Quizvraag

Wat laat een bevolkingsgrafiek (ook wel een piramide) zien?
A
De verdeling van de natuurlijke hulpbronnen in een land
B
De verhouding tussen mannen en vrouwen in een land
C
De verdeling van de bevolking over verschillende leeftijdsgroepen
D
Het aantal mensen dat jaarlijks verhuist in een land

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste reden voor de snelle groei van de wereldbevolking in de 20e eeuw?
A
Betere toegang tot onderwijs voor vrouwen
B
Verbeterde gezondheidszorg en medicijnen
C
Stijgende werkloosheid
D
De stijgende economische welvaart in Afrika

Slide 5 - Quizvraag

Op welke manier draagt onderwijs bij aan een lagere bevolkingsgroei?
A
Het maakt mensen bewust van de voordelen van gezinsplanning
B
Het leidt tot meer immigratie
C
Het zorgt voor meer kinderen per gezin
D
Het verhoogt de werkloosheid

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kunnen voorbehoedsmiddelen de bevolkingsgroei beïnvloeden?
A
Ze verhogen het aantal geboorten
B
Ze zorgen ervoor dat mensen minder kinderen krijgen door betere controle over geboortes
C
Ze zorgen voor een stijging van de sterftecijfers
D
Ze verminderen het aantal mensen dat in de stad woont

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen emigratie en immigratie?
A
Emigratie is het verhuizen naar een ander land, immigratie is het verhuizen van een ander land naar je eigen land.
B
Emigratie gebeurt alleen in Europa, immigratie in Afrika.
C
Er is geen verschil tussen emigratie en immigratie
D
Emigratie betekent dat mensen vertrekken uit een land, immigratie betekent dat mensen naar een land verhuizen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat verstaan we onder cultuur?
A
Het aantal inwoners in een land.
B
De economische situatie in een land.
C
De manier van leven, normen, waarden, gewoonten, en tradities van een groep mensen.
D
De verschillende talen die in een land gesproken worden.

Slide 9 - Quizvraag

Welke van de volgende is een voorbeeld van cultuuruiting?
A
Het gebruik van een bepaald betaalmiddel in een land.
B
De vorming van een nieuw politiek systeem.
C
De geografische indeling van een land.
D
Het dragen van traditionele kleding bij een feestdag.

Slide 10 - Quizvraag

Wat kan een oorzaak zijn van ongelijke bevolkingsspreiding binnen een land?
A
Het klimaat en de beschikbaarheid van water.
B
De kunst en muziek in verschillende regio's.
C
De politieke situatie in het land.
D
De taal die gesproken wordt.

Slide 11 - Quizvraag

Terug naar de Powerpoint!
Tot waar zijn we gekomen in het boek?

Slide 12 - Tekstslide