Nederlands Kern "Belangrijk" teksten lezen periode 1
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Nederlands Kern "Belangrijk" teksten lezen H1,2,9 en 10
Kern "belangrijk"
Slide 2 - Tekstslide
Leerdoelen
1: Betekenissen noemen
2: Zoeken in een tekst
3: Zoeken in een tekst en toepassen
4: Dit toepassen in een andere tekst
*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).
Slide 3 - Tekstslide
Wat is globaal lezen?
A
Een tekst snel bekijken
B
Een tekst helemaal lezen, iedere zin.
C
Zoeken naar een antwoord
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer ga je globaal lezen?
A
Als je gaat studeren
B
Als je iets zoekt in de tekst, bijv. een tijd.
C
Als je wilt weten waar een tekst over gaat.
D
Als je wilt weten of een tekst interessant voor je is.
Slide 5 - Quizvraag
Hoe herken je de kern van een tekst?
A
In de kern : De aankondiging van een onderwerp
B
In de kern staat: Een samenvatting of een conclusie.
C
In de kern staan: Feiten, argumenten, oplossingen en antwoorden.
Slide 6 - Quizvraag
Hoe herken je de inleiding van een tekst?
A
De zinnen zijn wat dikker of groter en staan direct onder de titel.
B
De zinnen staan onderaan de tekst.
C
De zinnen staan in het midden van de tekst.
Slide 7 - Quizvraag
Als er staat: Waar in de tekst gaat het over .....
A
Dan kijk ik naar de titel.
B
Dan kijk ik waar ik dat woord kan vinden in de tekst.
C
D
Dank kijk ik naar de (tussen)kopjes.
Slide 8 - Quizvraag
Als bijvoorbeeld wordt gevraagd: "Waar leeft de patrijsvogel", dan zoek ik als eerste in de tekst naar het woord...
A
boom
B
snavel
C
einde
D
patrijsvogel
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een (tussen)kopje?
A
Hetzelfde als de inleiding
B
De titel van de tekst
C
De dikke of schuine letters in het begin van de tekst.
D
De "titel"van een alinea
Slide 10 - Quizvraag
Als er een vraag wordt gesteld, zoals: "Hoe heet de fotoserie die de fotograaf maakte". Waar zoek je dan naar in de tekst, naar welk woord zoek je dan?
Slide 11 - Open vraag
Waar staat vaak de belangrijkste zin van een alinea?
A
In het midden van de alinea.
B
Aan het begin of het einde van een alinea.
C
Het is altijd de derde zin van de alinea.
Slide 12 - Quizvraag
Waar vind je de belangrijkste zin van een alinea?
Slide 13 - Open vraag
Waar vind je het onderwerp van een tekst?
Slide 14 - Open vraag
Waar vind je de hoofdgedachte van de tekst?
Slide 15 - Open vraag
Wanneer gebruik je hoofdletters?
Slide 16 - Open vraag
Wat staat er in een uitnodiging?
Slide 17 - Open vraag
Zou je als je een uitnodiging ziet, zien wat er mist?
Slide 18 - Open vraag
Weet je uit welke landen woorden komen?
Slide 19 - Open vraag
Weet je wat het verschil is tussen formele en informele taal?
Slide 20 - Open vraag
Weet je hoe je de persoonsvorm vindt?
Slide 21 - Open vraag
Weet je wanneer je een "t" moet zetten achter een persoonsvorm en wanneer je dat niet moet doen?
Slide 22 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen