Mens en activiteit: Gehandicaptenzorg

Goedemorgen allemaal!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen allemaal!

Slide 1 - Tekstslide

Les: Mens en activiteit



Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Even voorstellen 
  •  Lesdoelen
  •  Wat is een handicap?
  • Welke soorten handicaps zijn er?
  • Dagbesteding/activiteit - Opdracht
  • Beroepen - Opdracht
  • Evalueren

Slide 3 - Tekstslide

Wie ben ik?
  • Ajaan Warsame
  • 25 jaar oud
  • Amersfoort
  • Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en welzijn
  • Proefles  

Slide 4 - Tekstslide

  • Ajaan Warsame
  • 25 jaar oud
  • Amersfoort
  • Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en welzijnAjaan Warsame
  • 25 jaar oud
  • Amersfoort
  • Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en welzijnAjaan Warsame
  • 25 jaar oud
  • Amersfoort
  • Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en welzijnAjaan Warsame
  • 25 jaar oud
  • Amersfoort
  • Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en welzijnAjaan Warsame
  • 25 jaar oud
  • Amersfoort
  • Opleiding: Leraar Gezondheidszorg en welzijn

Slide 5 - Tekstslide

Wie zijn jullie?
Opdracht:  Stel jezelf voor aan de hand van je hand.
  • Je gaat je hand overtrekken op een leeg blaadje.
  • Schrijf in elke vinger iets over jezelf op en in het midden je naam.

Slide 6 - Tekstslide

  • Klaar? Dan haal ik de blaadjes op. 
  • Alle blaadjes worden door mij gelezen.
  • Jullie moeten raden van wie de voorgelezen hand is.
  • 10 minuten

Slide 7 - Tekstslide

De lesdoelen
  • Je weet na afloop van de les welke soorten handicaps er zijn.
  • Aan het einde van deze les kan je verschillende activiteiten benoemen bij de dagbesteding.
  • Aan het einde van deze les weet je welke beroepen er zijn in de gehandicaptenzorg en of je er zelf voor geschikt bent.

Slide 8 - Tekstslide

Waar denk je aan bij het woord handicap?

Slide 9 - Woordweb

Wat is een handicap?
  • Een handicap is een beperking waardoor je belemmerd wordt in je functioneren. 
  • Een handicap kan aangeboren zijn, maar kan ook later nog ontstaan door een ziekte of een ongeval. Dit noem je een verworven handicap.
  • Een handicap kan ook ontstaan, door een afwijking in het erfelijk materiaal. (genen)

Slide 10 - Tekstslide

Ken jij iemand met een handicap?

Slide 11 - Woordweb

Verschillende soorten handicaps
  • Lichamelijke beperking
Motorisch
Zintuigelijk: auditief gehandicapt of visueel gehandicapt
Iets aan de organen hebben
  • Verstandelijke beperking
Licht, matig of ernstig
  • Sociale beperking
Autisme
  • Meervoudige beperking



Slide 12 - Tekstslide

Lichamelijke beperking
Motorisch gehandicapt
Iemand met een motorische handicap kan zijn lichaam niet goed gebruiken. Hij/zij kan bijvoorbeeld de armen of benen niet goed bewegen.

Verschillende oorzaken: 
Je kan een ziekte in je spieren of zenuwen hebben of later krijgen. (verworven handicap)
Een ongeluk kan een beschadiging veroorzaken. (verworven handicap)
Er kan iets misgaan tijdens de zwangerschap of bevalling.

Voorbeelden motorische handicap: Spastisch, verlamming of reuma.





Slide 13 - Tekstslide

Hoe ontstaat een verworven handicap?
A
Door een verkeerde beweging in het lichaam.
B
Na een ziekte of een ongeval.
C
Door ongezonde voeding.

Slide 14 - Quizvraag

Lichamelijke beperking
Zintuigelijk gehandicapt: kan je niet goed zien of horen.



Auditief gehandicapt: Slechthorend of doof
Visueel gehandicapt: Slechtziend of blind

Verschillende oorzaken: Geboren worden met een zintuigelijke beperking, erfelijk, ontsteking/infectie, hard lawaai of ouderdom

Slide 15 - Tekstslide

Sociale beperking
Mensen met een sociale beperking functioneren in een groepsverbanden niet volgens de 'normale manier' en worden daarom als 'anders' ervaren door de buitenwereld.
Iemand met een sociale beperking kan erg moeilijk contact maken met anderen.

Oorzaak: Erfelijkheid

Voorbeelden sociale beperking: Autisme, een vorm van autisme PDD NOS, extreme verlegenheid.


Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Iemand met autisme kan een grapje heel serieus nemen, waarom?

Slide 18 - Open vraag

Wat is een verstandelijke beperking?

Slide 19 - Woordweb

Verstandelijke beperking
Iemand met een verstandelijke handicap heeft moeite met het begrijpen van bepaalde zaken.  Dit komt door een ontwikkelingsstoornis: De ontwikkeling van de hersenen gaan langzamer dan bij leeftijdsgenoten.

  •  Kan vaak niet goed leren rekenen en lezen.
  •  Ondersteuning nodig bij het wonen, op school en het contact met andere mensen, omdat hij of zij geen verantwoordelijkheden kan gaan dragen. 

Oorzaken verstandelijke beperking: Aangeboren, zuurstof te kort tijdens een bevalling of kan later optreden door een ongeluk

Slide 20 - Tekstslide

Verschillende soorten verstandelijke handicaps
Het niveau kan verschillen:
Lichte verstandelijke beperking:
- Verstandelijk niveau en ontwikkelingsleeftijd van een twaalfjarige bereiken.
- IQ tussen de 50-70
- Moeite met het begrijpen  van  sociale en praktische vaardigheden.
- Hulp nodig bij het oplossen van sociale problemen en/of  hulp nodig bij persoonlijke verzorging

Matige verstandelijke beperking:
- Verstandelijk niveau en ontwikkelingsleeftijd van een zevenjarige bereiken.
-  IQ tussen de 35-50
-  Meer hulp en begeleiding nodig bij: persoonlijke verzorging, het uitvoeren van huishoudelijke taken, contact maken met andere mensen
- Kunnen moeilijker een relatie aangaan dan licht verstandelijke beperkte.


Slide 21 - Tekstslide

Ernstig verstandelijke beperking:
- Verstandelijk niveau en ontwikkelingsleeftijd van een driejarige bereiken.
- IQ tussen de 20/35, bij zeer ernstige verstandelijke beperkte / IQ onder de 20
-  Kunnen niet zelfstandig leven.
-  Praten in korte zinnen en herhalen dat steeds of praten niet.
- Geen besef van de tijd en wereld om hen heen.

Slide 22 - Tekstslide

Wat moet een gemiddelde IQ zijn?
A
Boven de 130
B
Tussen de 90 en 110
C
Tussen de 80 en 85

Slide 23 - Quizvraag

Wat moet een gemiddelde IQ zijn?
A
Boven de 130
B
Tussen de 90 en 110
C
Tussen de 80 en 85

Slide 24 - Quizvraag

Wat moet een gemiddelde IQ zijn?
A
Boven de 130
B
Tussen de 90 en 110
C
Tussen de 80 en 85

Slide 25 - Quizvraag

Wat houdt meervoudig gehandicapt in?

Slide 26 - Open vraag

Meervoudig gehandicapt
- Als iemand meer dan 1 handicap tegelijk heeft, noemen we deze persoon meervoudig gehandicapt.
- Vaak is dit naast een verstandelijke beperking ook lichamelijke beperkingen.
 

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Slide 29 - Video

Over wat voor soort handicap gaat het? 'Iemand kan moeilijk contact maken met andere'
A
Zintuigelijke handicap
B
Autisme (sociale beperking)
C
Verstandelijke beperking

Slide 30 - Quizvraag

Iemand met een verstandelijk niveau van een 12 jarige
A
Ernstig verstandelijk gehandicapt
B
Licht verstandelijk gehandicapt
C
Motorisch gehandicapt
D
Matig gehandicapt

Slide 31 - Quizvraag

Iemand die verlamd is heeft de volgende handicap
A
Motorische handicap
B
Zintuigelijke handicap
C
Verstandelijke handicap
D
Autisme

Slide 32 - Quizvraag

Welke handicap zie je op het plaatje
A
Sociale beperking
B
Lichamelijke beperking
C
Verstandelijke beperking
D
Meervoudige beperking

Slide 33 - Quizvraag

Welke handicap zie je op dit plaatje?
A
Sociale beperking
B
Lichamelijke beperking
C
Meervoudige beperking
D
Verstandelijke beperking

Slide 34 - Quizvraag

Wat betekent dagbesteding?

Slide 35 - Woordweb

Dagbesteding bestaat uit verschillende activiteiten die overdag uitgevoerd worden door een bepaalde doelgroep.
- De activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding van verschillende woonbegeleiders en professionals.

Slide 36 - Tekstslide

Het doel van dagbesteding
  • Om meer structuur en invulling aan te brengen in de dag.
  • Om bezig te zijn met activiteiten die niet alleen gezellig zijn, maar ook zinvol zijn!
  • Plezier hebben
  • De mantelzorger te ontlasten.
  • Opbouwen en onderhouden van sociale contacten.


Slide 37 - Tekstslide

1

Slide 38 - Video

01:15
Wat betekent belevingsgerichte activiteiten?
A
Activiteiten die aansluiten bij de belevingswereld en gevoelens van iemand.
B
De beleving en de behoefte van een cliënt staan centraal.
C
Om bepaalde zintuigen te prikkelen (snoezelruimte)

Slide 39 - Quizvraag

Opdracht
20/25 minuten
Je bedenkt een ACTIVITEIT  voor een bepaalde doelgroep die ze tijdens dagbesteding zouden kunnen uitvoeren. Kies uit:
  • Verstandelijke beperking
  • Lichamelijke beperking
  • Sociale beperking
  • Meervoudige beperking

Je moet rekening houden met de volgende punten:
- Het doel van dagbesteding --> belevingsgerichte activiteit
- Wat kunnen de mensen wel en niet in jouw groep?
-  Op welke manier kan je contact leggen met je doelgroep?
- Welke lichamelijke, verstandelijke of sociale beperkingen heeft jouw groep?
- Wat zijn de  interesses, wensen en/of behoeften van je doelgroep?
- Hoeveel begeleiders zijn er nodig om een groep te begeleiden?
Werk in tweetallen en werkt dit uit op een WORD bestand of op een blaadje.




Slide 40 - Tekstslide

Welke opleidingen en/of beroepen zijn er in de gehandicapten zorg?

Slide 41 - Open vraag

Helpende niveau 2

Medewerker maatschappelijke zorg niveau 3
Persoonlijk gebeleider niveau 4
Woonbegeleider.
Verpleegkundige.
Ambulante begeleider.
Jobcoach.
Logopedist.
Diëtist.
Gedragsdeskundigen.








Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Opdracht
Kies een opleiding die specifiek gericht is op de gehandicaptenzorg.
Ga opzoek naar:
  •  Aan welke toelatingseisen moet je voldoen, om aan een opleiding te kunnen starten
  • Welke vaardigheden of competenties heb je nodig om in de gehandicaptenzorg te gaan werken?
  • Wat leer je tijdens de opleiding?

Werk in tweetallen en werk dit uit in een WORD bestand of op een blaadje.
15/20 minuten voor

Slide 44 - Tekstslide

Waarom zou je wel of niet willen werken in de gehandicaptenzorg?

Slide 45 - Woordweb

Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 46 - Open vraag

Hebben jullie tips en/of tops voor mij?

Slide 47 - Tekstslide