Je gaat kijkt bij elke dia en maakt de vragen die je tegenkomt.
De docent kan zien of de dia's ziet en de vragen maakt.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2
In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
quarantaine les 1
Je maakt zelf de les.
Je gaat kijkt bij elke dia en maakt de vragen die je tegenkomt.
De docent kan zien of de dia's ziet en de vragen maakt.
Slide 1 - Tekstslide
Woordenschat
Vandaag leer je vijf (nieuwe) woorden bij het thema Overtuigen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.
Slide 2 - Tekstslide
duwen
Verplaatsen door er tegen aan te drukken
vooruit, of achteruit
hard of zacht duwen
zin: Mijn auto heeft pech, ik probeer de auto naar een veilige plaats te duwen.
zin: Een winkelwagentje vooruit duwen kost niet veel kracht.
Slide 3 - Tekstslide
de hangplek
een plek waar jongeren tijd samen doorbrengen
kan binnen of buiten zijn
Met leeftijdgenoten samen zijn
wat doen de jongeren daar? chillen, praten, muziek luisteren, drinken, flirten,.........
Slide 4 - Tekstslide
de mengelmoes
heel verschillende mensen of dingen door elkaar
verschillende (andere) culturen, religies, talen, hobby's, schoolopleiding,muziekstijlen, ..................
zin: Op de hangplek was het een mengelmoesvan jongeren
zin: In een grote stad zie je een mengelmoes aan culturen.
Slide 5 - Tekstslide
doorbrengen
iets doen, ergens zijn
tijd doorbrengen: je doet iets gedurende een avond, een aantal uur,........
je doet iets op een bepaalde plek
zin: De jongens en meisjes brengen veel tijd door op school.
Zin: de jongens brengen de tijd door met chillen op de hangplek.
Slide 6 - Tekstslide
dicht
er zit niet veel ruimte tussen
tegenstelling: open
dichtdoen: je zorgt ervoor dat er geen opening is
zin: Ik sla de deur hard dicht.
zin: de slagbomen van de spoorwegovergang van de trein gingen al dicht, ik was te laat!
Slide 7 - Tekstslide
In welke zin wordt een mengelmoes' bedoeld?
A
De jongeren staan elke avond bij het plein.
B
In het buurthuis waren er veel verschillende mensen bij elkaar.
C
De deur werd hard dichtgeslagen.
D
Ik breng veel tijd door met schoolwerk.
Slide 8 - Quizvraag
Wat betekent: doorbrengen Er zijn meer antwoorden goed.
A
Bezig zijn in tijd.
B
Ergens zijn, op een plek/plaats.
C
verplaatsen door er tegen aan te drukken.
D
Bezig zijn met iets wat je doet.
Slide 9 - Quizvraag
Welke zin hoort bij de hangplek Er zijn meer antwoorden goed
A
De pubers komen graag bij elkaar.
B
De ouderen zijn vaker thuis.
C
Ik ga elke avond naar het voetbalveld, lekker voetballen.
D
Ik ga elke avond naar het bankje. Fijn chillen met mijn vrienden.
Slide 10 - Quizvraag
Maak een zinnen. Met elk woord 1 zin de hangplek - de mengelmoes - doorbrengen -dicht
Slide 11 - Open vraag
Burgerschap
We gaan leren hoe de Nederlandse politiek werkt. We weten straks wat de woorden 'regering', 'parlement', 'minister' en 'verantwoordelijk' betekenen.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Vanaf 1848 is de koning niet meer de baas van Nederland.
Slide 15 - Tekstslide
Waar of niet waar?
De regering krijgt in 1848 de meeste macht.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Waar of niet waar?
De koning en de ministers zijn samen het parlement.
Slide 19 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Ministers zijn verantwoordelijk voor het besturen van het land.
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Waar of niet waar?
Koning Willem-Alexander is ons staatshoofd.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
Vul de ontbrekende woorden in van de 2 dia's hieronder. Kies uit: symbolische - macht - het parlement - de minister - politiek - de regering - officiële - de koning
Slide 24 - Open vraag
Vul de ontbrekende woorden in. Kies uit:
symbolische - macht - het parlement - de minister - politiek - de regering - officiële - de koning
.1.
1. ......................gaat over hoe het land bestuurd wordt.
De koning en ministers zijn samen 2.............................
3................ bestaat uit de Eerste en Tweede Kamer. Je kunt zeggen dat 4. ....................‘het gezicht’ is van Nederland. Maar hij heeft weinig 5.. ...........................Het parlement en de ministers maken samen de plannen voor Nederland.
Slide 25 - Tekstslide
6. .....................................van Financiën is bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het geld in Nederland. De koning heeft in Nederland vooral een 7. ............................ functie. We noemen hem het staatshoofd. Bij veel 8........................ gebeurtenissen is hij aanwezig, zoals bij de opening van een nieuw belangrijk museum.
Slide 26 - Tekstslide
Kijk naar de volgende dia. Schrijf hieronder bij 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 welke landen in Europa een koninkrijk hebben. Gebruik een atlas of je telefoon.
Slide 27 - Open vraag
Slide 28 - Tekstslide
Klaar?
fijn! goed gedaan!!
Er komt nog een les naar je toe. Die kun je maken `vòòr maandag!