1.4 Wordt alles duurder?

     Welkom!
Wat heb je nodig: Laptop + rekenmachine (zit ook op je laptop)
Wat niet: Telefoon, oortjes

Tijd voor tijd! 
timer
1:00
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

     Welkom!
Wat heb je nodig: Laptop + rekenmachine (zit ook op je laptop)
Wat niet: Telefoon, oortjes

Tijd voor tijd! 
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Herhalen vorige les
2. Paragraaf 1.4.
3. Opdrachten maken
4. Les afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

2. Herhalen vorige les

Slide 3 - Tekstslide

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgave
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een begroting?

Slide 9 - Open vraag

Robin spaart een jaar lang elke week €10.
bereken hoeveel Robin per maand spaart.
A
43,33
B
34,33
C
40
D
40,33

Slide 10 - Quizvraag

Je wil over een half jaar een hoverboard van 120 euro kopen. Hoeveel moet je elke maand reserveren?
A
120:12 = 12 euro
B
120:3 = 40 euro
C
120:6 = 24 euro
D
120:6 = 20 euro

Slide 11 - Quizvraag

3. Bespreken huiswerk

Slide 12 - Tekstslide

Paragraaf 1.4. Wordt alles wordt duurder?

Slide 13 - Tekstslide

Koopkracht en inflatie
De hoeveelheid producten die je kunt kopen, noem je koopkracht
Deze hangt af van:
* Het inkomen
*prijzen  en/of prijsstijgingen

Inflatie=  algemene stijging van de prijzen. 
deflatie = algemene prijsdaling. 

Om procentuele veranderingen hierin te berekenen, gebruiken we een formule!

Slide 14 - Tekstslide

Procentuele veranderingen


(nieuw - oud) / oud * 100 = procentuele verandering

Bijvoorbeeld:
gas in augustus 2021: €0,25
gas in augustus 2022: €2,00

(€2,00 - €0,25) / €0,25 * 100 = 700% gestegen!

Slide 15 - Tekstslide

Welk gevolg heeft inflatie voor je koopkracht?

Slide 16 - Open vraag

Koopkracht
Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, daalt je koopkracht.

Als je inkomen stijgt en de prijzen hetzelfde blijven, stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. Je welvaart stijgt dan.

Slide 17 - Tekstslide

Koopkracht

Slide 18 - Tekstslide

             Uitleg Indexcijfer

Slide 19 - Tekstslide

 Indexcijfer
  • Een indexcijfer laat dus een procentuele verandering zien ten opzichte van een bepaald jaar.
  • Zo kan je de verandering van de lonen en prijzen makkelijk zien!

Slide 20 - Tekstslide

Formule indexcijfer
  • Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.
  • Formule indexcijfer: (nieuw getal : getal basisjaar) × 100 = indexcijfer.
  • Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.
  • Als het indexcijfer 106 is, is deze tov het basisjaar met 6% gestegen!

Slide 21 - Tekstslide

Opdrachten van 1.4 maken
Paragraaf 1.4



Slide 22 - Tekstslide

1. Wat is koopkracht?
2. Waar hangt de koopkracht vanaf?
3. Wat is inflatie?
4. Wat is het gevolg van inflatie?
5. Hoe breken je een indexcijfer? 

Slide 23 - Tekstslide