Rounding up, preparing the SO

Tuesday, 28 March





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Tuesday, 28 March





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Tekstslide

Plan
  • Recap Grammar
  • Finishing up alle Practise Mores
  • Homework
  • Test

Slide 2 - Tekstslide

Present Simple 
  • Wanneer gebruik je de Present Simple?

Je gebruikt de Present Simple bij:
FEITEN
GEWOONTEN
REGELMATIGHEDEN

Slide 3 - Tekstslide

Hoe zit het dan bij woorden die eindigen op een o?
  • We kijken naar de werkwoorden 'do' en 'go'.
  • Normaal komt er bij he she en it altijd een s achter.
  • Bij werkwoorden die eindigen op een o komt er es bij.
  • Dus:          I go
  • He/She/it goes
  •                    I do
  • He/She/it does

Slide 4 - Tekstslide

Let op!
  • She goes to school every day.

  • She doesn't go to school every day.

  • Does she go to school every day?

Slide 5 - Tekstslide

Exercise:
You are about to watch a video about the Present Simple.

Write down as many words as you can which are written in the present simple.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

I __________ (like) to eat pizza on Fridays.

Slide 8 - Open vraag

We __________ (play) basketball every Saturday morning.

Slide 9 - Open vraag

Maak deze zin ontkennend:
We play basketball every Saturday morning.

Slide 10 - Open vraag

My mom __________ (cook) dinner every night.

Slide 11 - Open vraag

She __________ (study) English at university.

Slide 12 - Open vraag

The train __________ (arrive) at 8 am every day.

Slide 13 - Open vraag

Maak deze zin ontkennend:
The train arrives at 8 am every day.

Slide 14 - Open vraag

He __________ (go) to football every Satuday.

Slide 15 - Open vraag

They always __________ (do) the dishes after dinner.

Slide 16 - Open vraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
  • mensen (man, Ineke) 
  • dieren (paard)
  • dingen (huis, hout).
  • plaatsen zijn (Den Haag, Frankrijk)
  • gevoelens (liefde) 
  • tijdsruimten (dag)
  • eigenschappen (grootte), 
  • gebeurtenissen (botsing) 
  • denkbeeldige personen of zaken (elf, Luilekkerland).

Slide 17 - Tekstslide

Possesives 
My
your 
his
her
its
our
your
their

Slide 18 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

  • Na my, your, his, her, its, your, our, their volgt altijd een zelfstandig naamwoord
  • voorbeeld: That is my cat.

Slide 19 - Tekstslide

mijn, jouw, zijn: my, your, his
Het is mijn huiswerk.
Het woord 'mijn' geeft bezit aan.

It's my homework.
Het woord 'my' geeft in het Engels bezit aan.

Slide 20 - Tekstslide

Look! The dog is playing with _______ ball!
A
its
B
our

Slide 21 - Quizvraag

Hamid and Gijs are rich. ___________ house is very big.

Slide 22 - Open vraag

Now students, please open _____________ textbooks.
A
my
B
your

Slide 23 - Quizvraag

What did we do today?

Slide 24 - Tekstslide

TEST
Next week, 4th of April SO about Unit 4!

All words, phrases and grammar. This can be found on page 133-136.

Slide 25 - Tekstslide

Homework
When:
Wednesday, 3rd hour
Do:
All practise More Unit 4
Finished? Start with catch up
Study:
All of Unit 4, page 133-136

Slide 26 - Tekstslide