Rekenen Tijd 5 voor half en 10 voor half

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Rekenen Tijd 6 

Zorg dat elke leerling bij deze les een klein klokje heeft om mee te doen.

Wat weet ik nog?

Teken een klok en verdeel de klok in 4en.

Doelen:

Je kent de eenheden voor tijd (uur, minuut en seconde)

Aan het einde van deze les:

- Kun je 5 voor half en 10 half voor aflezen 

op een analoge klok.

Lesdoel

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Aan de hand van deze afbeelding wordt het minutenstelsel en de bijbehorende uitspraak uitgelegd. Uitgangspunt is het feit dat de leerlingen weten dat de grote wijzer bij het hele uur op de 12 staat en bij het halve uur op de 6 (en de kleine wijzer halverwege is van het getal waar het naartoe gaat). Gebruik de instructieklok om een aantal voorbeelden te visualiseren en samen te doen met de leerlingen.

Ik kijk naar de kleine wijzer.

De kleine wijzer is over de 3 en gaat naar de 4.

Het is 3 uur geweest.

Het is bijna half 4. 

10 voor half =

20 minuten. 

10 voor half=

10 minuten voor een half uur. 

Ik kijk naar de kleine wijzer

De kleine wijzer is over de 3 en gaat naar de 4.

Het is 3 uur geweest en bijna half 4. 

Ik kijk naar de kleine wijzer

De kleine wijzer is over de 3 en gaat naar de 4.

Het is 3 uur geweest en bijna half 4. 

Het is 10 voor half 4. 

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Hoe laat is het?

Maak de werkbladen!

• 5 voor half/ 10 voor half

Klaar? 

• Kijk je werk na met je buurman/buurvrouw.
• Kies een ander werkblad.

Wat ging goed?

Wat was misschien nog lastig?