H8 financiële zelfredzaamheid

wat weet je nog van de vorige les? Over verzekeren?
1 / 29
volgende
Slide 1: Woordweb
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wat weet je nog van de vorige les? Over verzekeren?

Slide 1 - Woordweb

Slide 2 - Video

Stel dat je eigen risico 100 euro is bij je reisverzekering. Op vakantie verlies je je nieuwe zonnebril van 150 euro. Welk bedrag krijg je uitgekeerd van de verzekering?
A
50
B
100
C
150
D
0

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Video

Slide 5 - Tekstslide

Vertel eens..
Vertel (om de beurt) je buurman/ buurvrouw welke fase je gekozen hebt en bespreek het volgende;

- waarom lijkt je deze fase het leukst?
- welke voordelen heeft deze levensfase?
- welke nadelen zijn er?

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

En? Welk geldtype ben je? :)
superspaarder
rekenmaster
geld-chaoot
big spender

Slide 8 - Poll

Wat zelf te regelen als je 18 wordt..
  • DigiD aanvragen (zodat je bij alle overheidsdiensten kan)
  • een eigen bank- en spaarrekening hebben
  • een eigen zorgverzekering regelen
  • zorgtoeslag aanvragen (met je DigiD)
  • aansprakelijkheidsverzekering regelen
    en ga je op jezelf wonen?
  • inboedelverzekering regelen

Slide 9 - Tekstslide

Financiële zelfredzaamheid?
Even wat feitjes op een rij..
  • 83% van de Nederlanders spaart (17% dus niet)
  • circa 6% van de huishoudens leeft in armoede
  • 2,8% is miljonair (mede door huizenbezit)
  • het modale inkomen is € 36.000 bruto per jaar
  • dat is ongeveer € 2400 netto per maand
  • 1,5 vd 8 miljoen huishoudens een negatief vermogen (schulden)
  • 1,2 vd 8 miljoen huishoudens minder dan 5000 euro spaargeld
15% van de Nederlanders heeft te weinig kennis om financieel verstandige beslissingen te maken!

Slide 10 - Tekstslide

Vrouwen economisch zelfstandig?
  • circa 65% kan financieel zelfstandig op eigen benen staat
  • ruim 80% van de mannen is economisch zelfstandig

  • meer vrouwen zijn (meer uren) gaan werken; de arbeidsparticipatie neemt vooral toe door o.a. goede kinderopvang en parttime werk
  • de zorg voor kinderen en huishouden wordt meer verdeeld
    met de vader/ man thuis

tot 1958 kreeg de vrouw op de dag van haar huwelijk ontslag van haar baas; 
dat was de wet toentertijd; vrouwen bestierden het huishouden en zorgden voor de kinderen

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer uit huis, eerste kind, trouwen, met pensioen, overlijden

Slide 12 - Tekstslide

Levenssituatie keuzes
  • studeren of gelijk gaan werken? (studielening)
  •  samenwonen; kopen of huren? (hypotheek)
  • kinderen: dus minder werken, hogere uitgaven?
  • scheiden, verhuizen?
  • (vroeger) met pensioen of doorwerken?
  • overlijden, erven, is alles goed geregeld?

Slide 13 - Tekstslide

Welk beroep zou je later willen uitoefenen?
Noem er 1 of 2.

Slide 14 - Open vraag

Wat vind jij het meest belangrijke in jouw toekomstige beroep?
A
hoogte van het salaris
B
het samenwerken met doelgroep (kinderen/ patiënten/ collega's)
C
de status/ het aanzien
D
nuttig zijn voor de samenleving

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Kortom..
Zoek vooral een baan die bij je past, waar je lang en gelukkig voor wilt werken. Staar je niet blind op salaris, want je hebt circa 45 jaar, 5 (?)  dagen per week (= 10.000 werkdagen) te werken... 
een te zware baan met hoog salaris is dan een uitdaging! :(

https://www.jobpersonality.com/beroepskeuzetest





Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Slide 19 - Video

Voordeel huren
– niet lenen(geen risico), maar gewoon vaste maandelijkse lasten.
– geen zorgen over onderhoud, dat is een taak voor de verhuurder.
– vrijheid, opzeggen en wegwezen.
– huurstijging van de huur is beperkt.
– mogelijkheid van huursubsidie.
– wettelijke huurbescherming.
– steeds meer keuze in huurvormen.

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het voordeel van huren?

Slide 21 - Open vraag

Nadeel huren
– moderniseren van de woning loont niet. Vaak moet de woning bij vertrek weer in de oorspronkelijke staat opgeleverd worden.

– weinig keuze en mogelijk lange wachttijden.

– huur wordt in de toekomst misschien afhankelijk gemaakt van het inkomen (heeft betrekking op de sociale woningbouw).

Slide 22 - Tekstslide

Voordeel kopen
– met een eigen huis doe je wat je wil, jij bent de baas.

– mogelijke waardestijging. Crisis of niet, een huis is een belegging voor de lange termijn.

– meer keuze, geen wachtlijsten voor een goede woning.

– je profiteert van de hypotheekrenteaftrek. en de nationale hypotheekgarantie.

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het voordeel van kopen?

Slide 24 - Open vraag

Nadeel kopen
– het kopen van een huis kost veel geld, zoals overdrachtsbelasting.

– mogelijkheid van waardedaling. Als de markt tegenzit, kan het verkopen van een huis lang duren.

– het onderhoud is voor jou.

– woonlasten kunnen variëren door wijziging rente en onzekerheid over hypotheekrenteaftrek.

Slide 25 - Tekstslide

Erven 
Een erfenis betreft alle schulden en bezittingen die een overledene achterlaat. 

Geen testament? Dan bepaalt het erfrecht welke nabestaanden welk deel krijgt.

Als de overlevende partner nog in het huis mag blijven wonen, noemen we dat vruchtgebruik. De andere erfgenamen krijgen de erfenis pas na het overlijden van de overlevende partner. 

Slide 26 - Tekstslide

Hoe verdeel je?
Zie bord...

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Slide 29 - Tekstslide