Les 3.4

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Oorzaak, gevolg
en aanleiding

Slide 2 - Tekstslide

Waarom?
  • Historici vragen zich niet alleen af wat er in het verleden gebeurde, maar ook waarom dingen gebeurden.

  • Hiervoor kun je een vraag gebruiken die begint met: "Waardoor...?"

  • Als je bezig bent met het beantwoorden van deze waardoor-vraag, dan zoek je naar oorzaken.

Slide 3 - Tekstslide


Voorbeeld


  • Hans is te laat op school, omdat hij een lekke band kreeg.
  • Waardoor kreeg hij een lekke band?
  • Hij kreeg een lekke band, doordat hij door glas was gefietst.
  • Aan het woord 'doordat' kun je de oorzaak herkennen.

Slide 4 - Tekstslide

Met welk woord kun je het beste een vraag beginnen om de oorzaak te vinden?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 5 - Quizvraag

Met welk woord kun je de oorzaak (meestal) herkennen?
A
Waarom
B
Waardoor
C
Waarmee
D
Doordat

Slide 6 - Quizvraag


Gevolgen

  • De ene gebeurtenis zorgt weer voor andere gebeurtenissen.
  • Dat zijn gevolgen
  • Doordat Hans een lekke band had, kwam hij te laat in de les. Het gevolg was dat hij een deel van de geschiedenisles had gemist.
  • Oorzaak⇒gevolg(en)



Slide 7 - Tekstslide


Een voorbeeld bij geschiedenis

  • Oorzaak: de klimaatsverandering na de laatste IJstijd.
  • Gevolg 1: het werd warmer en droger
  • Gevolg 2: mensen konden niet meer goed leven als jager-verzamelaars
  • Gevolg 3: mensen zochten naar andere middelen van bestaan, zoals de landbouw



Slide 8 - Tekstslide


De aanleiding

  • Een gebeurtenis kan meerdere oorzaken hebben.
  • Meestal is er daarvan één de directe oorzaak: 'de druppel die de emmer doet overlopen'
  • Het herkennen van de belangrijkste oorzaak van een gebeurtenis, is soms moeilijk. Maar de aanleiding is vaak duidelijk.




Slide 9 - Tekstslide

Verklaring voor een ontwikkeling
  • Hier worden eigenlijk twee dingen gevraagd: 
- Welke ontwikkeling zie je?
- Welke verklaring heb je hiervoor?

  • Eerst kijken wat (ontwikkeling) je ziet...

  • ...dan gaan uitleggen (verklaren)
Een ontwikkeling is iets dat bezig is of verandert. Met andere woorden: er gebeurt iets.

Slide 10 - Tekstslide

Goede volgorde
  • Is gewoon een chronologie-vraag

  • Jaartallen leren dus, het zijn er maar een stuk of 10 in het hele examen

  • En als je dat doet, dan is dit eigenlijk geen echte meerkeuze-vraag

Slide 11 - Tekstslide

Tijdbalkvraag
  • Jaartallen leren is het beste

  • Mocht je een jaartal even niet weten: zoek naar een logische volgorde (eventueel opschrijven op kladpapier)

  • En let op: Let op! 
Moet je maar één periode gebruiken, of mag je er meerdere gebruiken

Slide 12 - Tekstslide

Geef een reden...
  • Met andere woorden: een verklaring ('Leg uit..')

  • Gaat de vraag specifiek over de bron of kan de vraag ook over een andere bron worden gesteld?

  • Bij deze opdracht is dat laatste het geval

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 14 - Tekstslide

Maken §2
timer
20:00

Slide 15 - Tekstslide

Nakijken par 2

Slide 16 - Tekstslide

Maken kennen+kunnen
Let op huiswerk!

Slide 17 - Tekstslide