Laatste les V6

Laatste les V6
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 55 min

Onderdelen in deze les

Laatste les V6

Slide 1 - Tekstslide

Raad het onderwerp

Slide 2 - Tekstslide

Johanna de Jongh is op het idee gekomen haarclipjes voor peuters te maken. Daarvoor wil ze zich als eigenaar van een eenmanszaak Clip & Go inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Daar krijgt ze het advies om een SWOT-analyse op te stellen om op die manier de kansen op succes van haar onderneming te vergroten.

Slide 3 - Open vraag

Jaap de Waard en zijn dochter Ineke starten samen per 1 april 2022 de onderneming De Baddertobbe. De Baddertobbe verhuurt mobiele hottubs (verwarmde bubbelbaden voor buiten) . Het was Ineke opgevallen dat vooral jongeren hiervoor veel belangstelling hebben De Baddertobbe waarvan Jaap en Ineke de eigenaren zijn, is geen rechtspersoon.

Slide 4 - Open vraag

De vriendinnen Hanneke de Jonge en Margot Rutte zijn per 1 september 2020 in loondienst getreden in de functie van administratief medewerker bij twee verschillende zorgverzekeraars. Beide vrouwen hebben dezelfde opleiding en ervaring.

Slide 5 - Open vraag

De heer H. Vrieling een gewoon aandeel Verdonk nv gekocht. In het aankoopadvies stond dat het aandeel op de beurs sterk is ondergewaardeerd. Na publicatie van het jaarverslag over 2022 vraagt hij zich af of hij er wel goed aan gedaan heeft om aandelen te kopen. Om deze vraag te beantwoorden, wil hij het behaalde rendement op zijn aandelen Verdonk bepalen.

Slide 6 - Open vraag

[Hier staat een balans maar dat past niet]
Toelichting op de balans Het geplaatste aandelenkapitaal van Verdonk is als volgt verdeeld: preferent aandelenkapitaal € 250.000
gewoon aandelenkapitaal € 600.000 De nominale waarde van een preferent aandeel is € 100; die van een gewoon aandeel € 25.

Slide 7 - Open vraag

VWO 2023 tijdvak 1 opgave 4 onderwerpen
  • beleggersrendement (2 + 2p)
  • winstverdeling (2+2p)
  • bevoegdheden AVA (1p)
  • kengetallen (2p)

Slide 8 - Tekstslide

Bente is enig kind van Saar en Kees. Na de scheiding van haar ouders is Bente opgegroeid bij haar moeder Saar en haar nieuwe partner Dawid. Dawid heeft twee dochters (Kira en Elsa) uit een eerdere relatie. Kees heeft na de scheiding geen nieuwe partner gevonden en geen andere kinderen gekregen.

Slide 9 - Open vraag

Met hulp van de overheid, die een subsidie in het vooruitzicht stelde voor gedeeltelijke compensatie van de constante kosten, hoopte Martine in ieder geval “break-even te spelen” in het vierde kwartaal van 2020.

Slide 10 - Open vraag

Met ingang van 31 augustus 2019 hebben de leerlingen elke maand op de laatste dag van de maand € 10 op een speciaal voor deze reis geopende spaarrekening gestort. De laatste stortingen vonden plaats op 31 oktober 2021. De spaarrekening vergoedde maandelijks 0,15% samengestelde interest, die steeds op de laatste dag van de maand werd bijgeschreven.

Slide 11 - Open vraag


Slide 12 - Open vraag

Sensios bepaalt elke eerste dag van het kwartaal de liquiditeitspositie met behulp van de quick ratio (vlottende activa inclusief liquide middelen en exclusief voorraden / kort vreemd vermogen). Het uitgangspunt is dat deze niet lager mag zijn dan 0,9 en niet hoger mag zijn dan 1,4.

Slide 13 - Open vraag

Dit wordt grotendeels veroorzaakt door een nadelig budgetresultaat op de loonkosten van de orderpickers bij Wagenaar.

Slide 14 - Open vraag

Budgetresultaat loonkosten
Welke formules gebruik je hierbij?

Slide 15 - Open vraag

Alleexamens.nl
Cito: Examenblad.nl

Slide 16 - Tekstslide

Raad maar raak

Slide 17 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de liquiditeit als....
er een grote inkoop wordt gedaan op rekening?

A
Verbetert
B
Verslechtert
C
Blijft gelijk

Slide 18 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de liquiditeit als....
er een grote investering wordt gedaan

A
Verbetert
B
Verslechtert
C
Blijft gelijk

Slide 19 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de liquiditeit als.... een debiteur zijn schuld inlost

A
Verbetert
B
Verslechtert
C
Blijft gelijk

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de liquiditeit als....
er een verkoop plaatsvindt

A
Verbetert
B
Verslechtert
C
Blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

De current ratio bereken je door
A
Vlottende activa + liquide middelen / schulden op korte termijn
B
Vlottende activa - goederen / schulden op korte termijn
C
Vlottende activa - liquide middelen / schulden op korte termijn
D
Vlottende activa + voorraad / schulden op korte termijn

Slide 22 - Quizvraag

Bij een current ratio van meer dan 1 betekent dit dat:
A
de ondernemer veel liquide middelen heeft;
B
de ondernemer in staat is om vreemd vermogen lang af te lossen;
C
de ondernemer geen liquiditeitsproblemen heeft;
D
de ondernemer risico loopt.

Slide 23 - Quizvraag

Koppel de juiste omschrijving aan de principes van effectuation.
1. Bird in the hand 2. Affordable loss 3. Crazy quilt 4. Lemonade 5. Pilot in the plane

a. Bepaal je eigen toekomstperspectief en kansen.
b. Profiteer van onverwachte situaties.
c. Begin klein en snel met het uitvoeren van jouw idee en de middelen die je hebt.
d. Gebruik je netwerk om vaardigheden die je zelf niet bezit aan te vullen.
e. Bepaal hoeveel risico je wilt lopen.
A
1 = c, 2 = e, 3 = b, 4 = a, 5 = d
B
1 = d, 2 = e, 3 = c, 4 = b, 5 = a
C
1 = d, 2 = c, 3 = e, 4 = a, 5 = b
D
1 = c, 2 = e, 3 = d, 4 = b, 5 = a

Slide 24 - Quizvraag

De formule van de quick ratio is:
A
Vlottende A + liquide M / kort VV
B
Vlottende A / kort VV
C
Vlottende A + liquide M - voorraad / kort VV
D
Liq middelen / kort vreemd VV

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer de IVV groter is dan de RTV, is er sprake van een ... hefboomeffect.
A
Positief
B
Negatief

Slide 26 - Quizvraag

Te betalen btw
A
Kort vreemd vermogen
B
Lang vreemd vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noem je de waarde van het aandeel die op het aandeel zelf staat?
A
Nominale waarde
B
Nummerieke waarde
C
Koerswaarde
D
Emissiekoerswaarde

Slide 28 - Quizvraag

Hoe noem je de waarde waarvoor je een al bestaand aandeel kan kopen?
A
Nominale waarde
B
Nummerieke waarde
C
Koerswaarde
D
Emissiekoerswaarde

Slide 29 - Quizvraag

Een NV plaatst €1.000.000 nominaal tegen een koers van €14 per aandeel van €10 nominaal. Wat & hoeveel ontstaat er naast het geplaatst aandelen kapitaal
A
€1.400.000 en dit heet agioreserve
B
€400.000 en dit heet agioreserve
C
€400.000 en dit heet herwaarderingsreserve
D
€40.000 en dit heet statutaire reserve

Slide 30 - Quizvraag

Een NV plaatst €1.000.000 nominaal tegen een koers van €14 per aandeel van €10 nominaal. Hoeveel neemt het geplaatste aandelenkapitaal toe?
A
€1.400.000
B
€400.000
C
€1.000.000
D
€40.000

Slide 31 - Quizvraag

De vaste activa van een onderneming stijgt in waarde. Hierdoor ontstaat er een:
A
Winstreserve
B
Agioreserve
C
Herwaarderingsreserve

Slide 32 - Quizvraag

Bereken het marktaandeel van Samsung
Samsung
30000
Apple
75000
LG
10000
Huawei
25000
Overig
5000
A
25,3%
B
21,4%
C
19,5%
D
20,7%

Slide 33 - Quizvraag

Een hypotheek (lening) valt onder
A
Eigen vermogen
B
Vaste activa
C
Vlottende activa
D
Lang vreemd vermogen

Slide 34 - Quizvraag

Wat voor hypotheek is dit?
A
Annuïteitenhypotheek
B
Lineaire hypotheek
C
Spaarhypotheek
D
Aflossingsvrije hypotheek

Slide 35 - Quizvraag

Wat voor hypotheek is dit?
A
Lineaire hypotheek
B
Annuïteitenhypotheek
C
Spaarhypotheek
D
Aflossingsvrije hypotheek

Slide 36 - Quizvraag

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 37 - Quizvraag

Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan is de bank de:
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer

Slide 38 - Quizvraag

Stelling: Je oom mag je evenveel schenken als je vader
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quizvraag

Stelling: Je oom mag je evenveel belastingvrij schenken als je vader
A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quizvraag

Jaap's oma komt te overlijden. Het te erven bedrag is € 45.000. Kleinkind heeft een vrijstelling van € 20.209. Belastingtarief is 18%. Hoeveel erfbelasting dient Jaap te betalen?
A
€ 8.100
B
€ 0
C
€ 4.462,38
D
€ 3.637,62

Slide 41 - Quizvraag

Hoeveel is je schuld na 1 jaar als je een lineaire hypotheek van 30 jaar afsluit voor €600.000?
A
€546.000
B
€580.000
C
€560.000
D
€600.000

Slide 42 - Quizvraag

Welke van onderstaande rechtsvormen is geen rechtspersoon
A
NV
B
Stichting
C
BV
D
Eenmanszaak

Slide 43 - Quizvraag

Te betalen btw
A
Kort vreemd vermogen
B
Lang vreemd vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 44 - Quizvraag

Wat is de formule van het bezettingsresultaat?
A
W - N / C -N
B
(W - N) x C/N
C
(W -N) x V/W
D
( C - N) x W/N

Slide 45 - Quizvraag

Een openingsbalans bestaat uit
C = creditzijde
D= debetzijde
A
Investeringsbegroting (D) en Financieringsbegroting (C)
B
Investeringsbegroting (C) en Financieringsbegroting (D)
C
Exploitatiebegroting (D) en Financieringsbegroting (C)
D
Investeringsbegroting (D) en Exploitatiebegroting (C)

Slide 46 - Quizvraag

Wat is de eindwaarde van €1000,- als je het 5 jaar op een spaarrekening zet met een rentepercentage van 2% per jaar?
A
€1200,00
B
€1104,08
C
€1002,00
D
€1050,00

Slide 47 - Quizvraag

De prijs inclusief 21% BTW is € 24,95
Hoe hoog is de prijs exclusief BTW?
A
€ 19,71
B
€ 20,62

Slide 48 - Quizvraag

Een broodje kost inclusief BTW €2,50. De btw is 9%. Wat is de prijs exlusief btw?
A
€ 2,72
B
€ 2,06
C
€ 2,36
D
€ 2,29

Slide 49 - Quizvraag

Wat is de somformule voor het berekenen van de eindwaarde (EW) van een meetkundige reeks?

(T = grootte van een termijn en S = somformule van een meetkundige rij
a = kleinste getal in een rij, n = aantal getallen in een rij en r = reden van een meetkundige rij)
A
EW = T*S S=a*(r^n)
B
EW = T*S S = a*(r^n - 1)
C
EW = T*S S = a*((r^n) - 1)/(r - 1)
D
EW = T*S S = a*(r - 1)/(r^n)

Slide 50 - Quizvraag

Stappenplan CE opgaven?
'scan' het examen in z'n geheel'
Werk op een apart blaadje per opgave
Begin met de opgave die je het meest aanspreekt (hoeft niet opgave 1 te zijn)
Kijk eerst naar de vraag (moet ik hiervoor bronnen/lezen/tekst ? en zo ja waar zoek ik naar?) 
Eerste antwoord wat in je opkomt is vaak goed. Niet twijfelen.

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Voorbereiden
  • Begin op tijd
  • Herhaal met tussen pauzes 
  • Bevraag jezelf: Analyseer een examenopgave (waar gaat het over, wat weet ik van dit onderwerp, hoe pak ik de vraag aan)

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide