In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Powercollege _Export en import en de grote depressie
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
Je weet wat voor gevolgen de beurskrach had.
Je weet wat importeren, exporteren en wederuitvoer is en waarom landen hier aan doen.
Je weet wat inflatie en koopkracht is.
Je weet wat de Verenigde Staten (VS) en Nederland heeft gedaan om de grote depressie op te lossen.
Slide 2 - Tekstslide
Ontstaan grote depressie (herhaling)
De handel met Europa werd minder.
In de VS konden boeren en ook andere bedrijven de schulden aan banken niet terugbetalen.
Banken ging failliet. Hierdoor verdween het vertrouwen in banken en in de economie.
Hierdoor gingen mensen hun spaargeld van de bank afhalen en gingen er nog meer banken failliet.
Daardoor konden mensen en bedrijven geen geld meer lenen.
Er werd hierdoor veel minder geld uitgegeven.
Dit leidt tot de beurskrach.
Slide 3 - Tekstslide
Op 24 oktober in 1929 de Beurskrach:
De hele aandelenbeurs stort in mekaar en miljarden dollars verdwijnen in een dag tijd.
Veel mensen verliezen daardoor al hun spaargeld en investeringen.
Hierdoor kunnen mensen en bedrijven niet meer de schulden aan de bank terugbetalen en gaan er veel banken failliet. Hierdoor verliezen nog meer mensen hun spaargeld en komt de RUN ON THE BANK voor. Dit betekent dat iedereen zijn geld van de bank haalt en zelf maar bewaart, want de bank is niet meer te vertrouwen.
Omdat de Europese economie afhankelijk is van de Amerikaanse hadden we in Europa hetzelfde jaar ook al een crisis.
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
De gevolgen van de beurskrach
Veel mensen hadden ineens geen geld meer.
Men kon hierdoor heel weinig geld uitgeven en veel bedrijven gingen hierdoor failliet.
Zij kregen namelijk een stuk minder klanten en dus geld.
Doordat veel bedrijven failliet gingen verloren veel mensen hun baan.
Hierdoor hadden veel mensen geen werk en inkomen meer
Doordat men veel minder geld had handelde landen ook veel minder.
Slide 6 - Tekstslide
De grote depressie had dus veel impact op de handel
Er werd veel minder geïmporteerd of geëxporteerd.
Import:
Producten uit het buitenland kopen. (Je geeft geld aan het buitenland)
Export:
Producten aan het buitenland verkopen. (Je krijgt geld van het buitenland.
Slide 7 - Tekstslide
Bij welke situatie importeert Nederland iets?
A
Een Fransman gaat op vakantie in Nederland
B
Een Nederlands gezin gaat op vakantie naar Frankrijk
C
Bij beide situaties wordt niks geïmporteerd.
Slide 8 - Quizvraag
Landen exporteren om:
Landen er geld mee verdienen.
Het verhoogt het aantal banen in een land.
Slide 9 - Tekstslide
Waarom importeert Nederland spullen?
Slide 10 - Open vraag
Waarom importeren we goederen:
In het buitenland kunnen ze veel dingen goedkoper maken.
In het buitenland kunnen ze sommige dingen van hogere kwaliteit maken.
Sommige grondstoffen hebben we in Nederland niet of bijna niet.
We kunnen niet alle landbouwproducten hier produceren vanwege het klimaat.
We willen graag kunnen kiezen uit merken en type producten.
Slide 11 - Tekstslide
Nederland importeert veel meer producten dan dat ze nodig hebben. Waarom doen we dit?
Omdat we veel van deze goederen weer doorverkopen uit het buitenland.
Dit noemen we wederuitvoer.
60% van de spullen die we importeren verkopen we weer door.
We doen dit erg veel met fossiele brandstoffen, medicijnen en auto's & onderdelen van auto's
Slide 12 - Tekstslide
Na de beurskrach viel de handel stil
Dit zorgde ervoor dat Nederland ook veel last kreeg van de grote depressie, omdat wij veel handelde en afhankelijk waren van Duitsland. Duitsland zijn economie viel stil, doordat zij geld leende van Amerika.
Deze leningen konden ze niet meer krijgen door de economisch crisis.
Slide 13 - Tekstslide
De grote depressie duurde heel lang:
Pas in de Tweede Wereldoorlog waren alle gevolgen de grote depressie weggewerkt voor de Verenigde Staten.
In Nederland duurde dit nog langer. Wij waren pas vanaf na de Tweede Wereldoorlog verlost van alle economische schade.
Slide 14 - Tekstslide
De new deal in de Verenigde Staten (aanpak VS tegen de economisch depressie)
Grote banken kregen overheidssteun.
De overheid ging veel bezuinigen door bijvoorbeeld lonen van ambtenaren en soldaten met 20% te verlagen (dit verergerde de depressie)
De overheid gaf een productiequota op landbouwen producten. Dit betekent dat boeren maar een beperkte hoeveel landbouwproducten mochten maken per jaar. Dit moest de prijs van landbouwproducten omhoog drijven.
Een programma waarbij de overheid ervoor wou zorgen dat de lonen meestijgen met inflatie. (Dit programma werd in 1935 teruggedraaid door Amerikaanse rechters)
Slide 15 - Tekstslide
Inflatie
Een percentage die aangeeft met hoeveel procent producten duurder wordt.
De inflatie is dit jaar rond de 11,2%. Dit betekent dat alles 11% duurder is geworden.
Wanneer de inflatie in procenten hoger is dan de loonstijging in procenten verlies je koopkracht.
Koopkracht geeft aan hoeveel producten en diensten je met jou loon kan kopen.
Slide 16 - Tekstslide
Aanpak van Nederland grote depressie:
Nederland gaf werklozen een kleine uitkering (niet te veel anders worden mensen lui dacht men in die tijd)
Uitkering: Geld wat je van de overheid krijgt
Je moest elke dag 1 a 2 keer een stempel bij de overheid halen voor deze uitkering.
Ook kon de overheid je dwingen te werken. Je kreeg dan een situatie dat bijvoorbeeld een leraar schoonmaker moest worden.
Naast het geven van uitkeringen bezuinigde de Nederlandse overheid en zorgde ze ervoor dat de overheid niet teveel geld uitgaf.
De bezuinigingen zorgde ervoor dat de crisis net zoals in de VS niet echt werd opgelost.
Slide 17 - Tekstslide
Waarom moesten mensen tijdens de grote depressie elke dag een stempel halen voor een uitkering?
A
Om de tijd van deze mensen te vullen
B
Om te voorkomen dat deze mensen gingen zwart werken
C
Om ervoor te zorgen dat zo min mogelijk mensen een uitkering kregen