- Hij wil geen contant geld vanwege het risico op overvallen.
- Hij verkoopt etenswaren en wil geen contant geld in verband met de hygiëne.
- Hij is minder tijd kwijt aan geld tellen en wisselgeld geven.
- Hij heeft te hoge kosten voor het aanhouden van contant geld (denk aan een speciale kassa, het storten van contant geld bij de bank, enzovoort).
Slide 3 - Tekstslide
Opgave 8
a In 2017 waren er 371.870 – 10.000 = 361.870 betaalautomaten.
b 10.000 ÷ 361.870 × 100% = 2,8% gestegen.
Slide 4 - Tekstslide
Opgave 10
a Voordeel:
- het gaat sneller
- je hoeft geen pincode te onthouden.
Nadeel:
- een ander kan jouw pasje misbruiken
- als je vaak contactloos betaalt, kun je je pincode vergeten.
b Contant betalen. Als je met een pinpas betaalt, heb je minder besef van hoeveel je uitgeeft. Met een vast bedrag per week in je portemonnee, zie je hoe snel het opgaat.
b Als je betaalt met een creditcard, schiet de creditcardmaatschappij het bedrag voor. Het wordt pas aan het eind van de maand van je rekening afgeschreven.
Slide 6 - Tekstslide
Opgave 13
Oud saldo: € 124,50 tegoed
Ontvangen: € 34,75 +
Betaald: € 548,00 – (€ 10 + € 476 + € 62)
Nieuw saldo: - € 388,75 in de min, dus een debetsaldo
Slide 7 - Tekstslide
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 8 - Tekstslide
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Leerdoelen van deze les:
Je weet welke spaarmotieven er zijn
Je weet wat voor verschillen er in spaarrekeningen zijn
Je kunt rente berekenen met enkelvoudige rente
Slide 9 - Tekstslide
Redenen om te sparen
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente
Slide 10 - Tekstslide
Sparen
Het niet uitgeven van je geld
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 11 - Tekstslide
1. Variabele rente:
De bank kan het rentepercentage veranderen
Soorten rente
Slide 12 - Tekstslide
2. Vaste rente:
Het rentepercentage blijft hetzelfde
Soorten rente
Slide 13 - Tekstslide
-> Spaardeposito
Je zet het geld voor een afgesproken tijd op een rekening( kan er niet vanaf halen!)
Soorten rente
Slide 14 - Tekstslide
Enkelvoudige rente
-> je krijgt rente aan het einde van het jaar uitbetaald
Enkelvoudige rente = spaarbedrag : 100 x rentepercentage x jaren
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 15 - Tekstslide
Enkelvoudige rente
-> wat gebeurt er met je spaargeld?
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 16 - Tekstslide
Enkelvoudige rente
-> je spaarbedrag blijft dus gelijk!
Enkelvoudige rente = spaarbedrag : 100 x rentepercentage x jaren
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 17 - Tekstslide
Voorbeeld
Mikail heeft 3 scooter verkocht voor €1.100. Hij zet dit op een spaardeposito. hij krijgt 0,4% rente. Welk bedrag aan rente krijgt hij na 1 jaar?
Slide 18 - Tekstslide
Antwoord voorbeeld
A.1.100/100*0.4=€ 4,40
Slide 19 - Tekstslide
Voorbeeld
Hoeveel rente heeft Mikail in 5 maanden opgebouwd?
Slide 20 - Tekstslide
Antwoord voorbeeld
B.4.40/12*5= €1,83
Slide 21 - Tekstslide
Blz 76 opgave 7
Slide 22 - Tekstslide
Blz 76 opgave 7
Slide 23 - Tekstslide
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Leerdoelen van deze les:
Je kunt uitleggen wat het gevolg van inflatie is voor de koopkracht van je spaargeld
Je kunt rente berekenen met samengestelde rente
Slide 24 - Tekstslide
Samengestelde rente
-> de rente wordt bijgeschreven op je rekening
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 25 - Tekstslide
Samengestelde rente
-> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de ontvangen rente ('rente op rente')
3.2 Waarvoor zou je sparen?
Slide 26 - Tekstslide
3.2 Wat levert sparen op?
Samengestelde rente =
rentepercentage/100 x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)
of
(1 + rentepercentage/100)^jaren x spaarbedrag
Slide 27 - Tekstslide
Noëmi heeft €2.500 op haar spaarrekening. Zij krijgt 1,4% rente (ga uit van samengestelde rente).
Hoeveel heeft ze na een jaar op haar rekening staan
Hoeveel heb je na twee jaar op haar rekening staan
3.2 Wat levert sparen op? (deel 2)
0,014 x (2.500) = 35
2.500 + 35 = €2.535
1
0,014 x (2.535) = 35,49
2.535 + 35,49 = €2.570,79
2
Samengestelde rente =
rentepercentage/100 x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)
of
(1 + rentepercentage/100)^jaren x spaarbedrag
Slide 28 - Tekstslide
Priscilla heeft op 1 januari €15.800 op haar spaarrekening de rente is 0,7%. De rente wordt ieder jaar op haar rekening bijgeschreven. Bereken het bedrag dat na drie jaar op haar spaarrekening staat
Opgave 9
Samengestelde rente =
rentepercentage/100 x (spaarbedrag + bijgeschreven rente)
of
(1 + rentepercentage/100)^jaren x spaarbedrag
Slide 29 - Tekstslide
0,7 ÷ 100 × € 15.800 = € 110,60 Oftewel€ 15.800 + € 110,60 = € 15.910,60 na 1 jaar
4. Tussen 2010 en 2018 nam het aantal contante betalingen aan de kassa af van 4,37 miljard betalingen in 2010 tot 2,53 miljard in 2018.
Bereken met hoeveel procent het aantal contante betalingen is veranderd tussen 2010 en 2018 en geef aan of het een stijging of een daling is.
Wat is ook alweer de formule om dit te berekenen?
Herhalingsopgave 3.1 opgave 4
Slide 33 - Tekstslide
4. Tussen 2010 en 2018 nam het aantal contante betalingen aan de kassa af van 4,37 miljard betalingen in 2010 tot 2,53 miljard in 2018. (Nieuw-oud)/oud*100%
(2,53 – 4,37) ÷ 4,37 × 100% = - 42,1% het is een daling van 42,1%
Herhalingsopgave 3.1 opgave 4
Slide 34 - Tekstslide
Finn heeft 40 euro op zijn rekening en wilt EAFC 24 kopen voor 65 euro. Zijn pas wordt geweigerd.
Waarom zouden jongeren zoals Finn niet debet kunnen staan op hun rekening?
Herhalingsopgave 3.1 opgave 6
Slide 35 - Tekstslide
Als je rood mag staan, kom je gauw in de verleiding meer uit te geven dan je op je rekening hebt. Zo krijg je een schuld en daar kom je vaak moeilijk van af.
Herhalingsopgave 3.1 opgave 6
Slide 36 - Tekstslide
Daan heeft op 16 maart een tegoed op zijn bankrekening van €32,45 . Op 17 maart ontvangt hij via de bank €389,54 en betaalt hij €647,18.
Bereken het nieuwe saldo van Daan na 17 maart. Schrijf erbij of dit een creditsaldo of debetsaldo is.
Herhalingsopgave 3.1 opgave 7
Slide 37 - Tekstslide
Begintegoed € 32,45 tegoed
€ 389,54 +
€ 647,18 –
- € 225,19 in de min, dus een debetsaldo van € 225,19
Herhalingsopgave 3.1 opgave 7
Slide 38 - Tekstslide
Salmaan heeft op 1 januari €3.600 op zijn spaarrekening staan. De rente is 0,8%. Na vijf maanden boekt hij zijn spaartegoed inclusief de opgebouwde rente, over naar zijn betaalrekening.
Bereken het bedrag dat Salmaan naar zijn betaalrekening overboekt.
Herhalingsopgave 3.2 opgave 10
Slide 39 - Tekstslide
Rente na 1 jaar 0,8 ÷ 100 × € 3.600 = 0,008 × € 3.600 = € 28,80
Na vijf maanden: € 28,80 ÷ 12 × 5 = € 12
€ 3.600 + € 12 = € 3.612 boekt Salmaan naar zijn betaalrekening over.
Herhalingsopgave 3.2 opgave 10
Slide 40 - Tekstslide
Pem denkt: 'Wat Salmaan kan kan ik ook, maar dan beter!' Pem heeft €1640 op haar spaarrekening en krijgt 0,3% rente. Ga uit van samengestelde rente.
Bereken met een groeifactor hoeveel het spaartegoed van Pem is na drie jaar
Herhalingsopgave 3.2 opgave 12
Slide 41 - Tekstslide
0,3 ÷ 100 = 0,003. De groeifactor is 1 + 0,003 = 1,003.