3.1 en 3.2

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bij dit beelddiagram kun je 35 iPhones niet aangeven.
A
Jawel hoor.
B
Nee, inderdaad niet.

Slide 4 - Quizvraag


Hoeveel posters zijn er op vrijdag verkocht?
A
7
B
21
C
13
D
70

Slide 5 - Quizvraag


Hieronder zie je de tabel bij het beelddiagram. Wat moet er bij donderdag en vrijdag staan?
A
donderdag 100 en vrijdag 70
B
donderdag 110 en vrijdag 70
C
donderdag 110 en vrijdag 80
D
donderdag 100 en vrijdag 80

Slide 6 - Quizvraag


In het beelddiagram zie je het aantal inwoners van 4 metropolen (grote steden). 
Welke metropool heeft het grootste aantal inwoners?
A
Parijs
B
Madrid
C
Istanboel
D
Amsterdam

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide


In het staafdiagram hiernaast zie je de gewonnen medailles van Nederland, Duitsland en Frankrijk op de Olympische winterspelen. Hoeveel gouden medailles heeft Duitsland meer gewonnen dan Nederland?
A
14
B
3
C
6
D
8

Slide 9 - Quizvraag

Een cirkeldiagram is altijd
A
1%
B
100%
C
in gelijke stukken verdeeld
D
vierkant

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Cirkeldiagram. Hoeveel procent is kat in de dierenopvang?
A
44
B
8
C
16
D
100

Slide 12 - Quizvraag


Waarover gaat het cirkeldiagram hiernaast?
A
basisberoepsgerichte leerweg (BB)
B
kaderberoepsgerichte leerweg (KB)
C
leerlingenaantallen in het vmbo 2017
D
theoretische leerweg (TL)

Slide 13 - Quizvraag

Cirkeldiagram. Hoeveel procent hoort bij de sector honden?
100 - 16 - 44 - 8 
A
44
B
32
C
16
D
100

Slide 14 - Quizvraag


Hoeveel procent van de ondervraagden heeft de Melkunie als favoriete melk?


A
10%
B
25%
C
50%
D
75%

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Hoe noemen we deze grafiek?
A
Cirkeldiagram
B
Staafdiagram
C
Lijndiagram

Slide 17 - Quizvraag

Waar zie je een lijndiagram?
A
B
C
D

Slide 18 - Quizvraag

Lijndiagram.
Wat was de omzet in juni?
A
5
B
tussen de 5 en 6
C
12
D
50000

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het maximum van het lijndiagram?
A
27
B
28
C
30
D
36

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

1      2        3          4             5

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide


A
beelddiagram
B
turftabel
C
staafdiagram
D
beelddiagram

Slide 24 - Quizvraag

Hoeveel ijsjes zijn er zaterdag verkocht?
A
18
B
27
C
24
D
5

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide


In een turftabel gebruik je ............ en
in een frequentietabel gebruik je ..........
A
streepjes , getallen
B
staven , lijnen
C
procenten, graden
D
getallen, strepen

Slide 27 - Quizvraag

Het getal dat het meest voorkomt heet .....
A
het gemiddelde
B
een turftabel
C
een cirkeldiagram
D
de modus

Slide 28 - Quizvraag


Wat is de modus:
A
45
B
43
C
13
D
49

Slide 29 - Quizvraag


Wat is de modus?
A
Korfbal
B
Tennis
C
Handbal
D
Weet ik niet

Slide 30 - Quizvraag


Wat is de modus:
A
1 armbreuk
B
6 armbreuken
C
4 armbreuken
D
Weet ik niet

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de modus?
A
9
B
er is geen modus
C
81
D
85

Slide 32 - Quizvraag




  • Ga aan de slag met je doelen.
  • Op eigen tempo aan het werk 
  • Blz 90 t/m 93 + 95 t/m 98
  • Af 4 oktober








1) Ik kan een beelddiagram aflezen.
2) Ik kan een staafdiagram aflezen en maken.
3) Ik kan een cirkeldiagram aflezen.
4) Ik kan een lijndiagram aflezen en tekenen.

5) Ik kan een turftabel aflezen en maken.
6) Ik kan werken met een frequentietabel.
7) Ik weet wat de modus betekent.
8) Ik kan het gemiddelde van een rij getallen berekenen.
9) Ik kan gegevens in klassen indelen.
10) Ik kan de modale klasse bepalen.


Slide 33 - Tekstslide