Schrijven 1.1 t/m 1.3 + taalverzorging t/m 2.3

Wat gaan we doen komende weken?
  • Schrijven
  • Waarom? 

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen komende weken?
  • Schrijven
  • Waarom? 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen komende weken?
  • Komende weken 
  • = voorbereiding voor pta: sollicitatie schrijven met cv
  • = ook schrijfplan maken

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Schrijven 1.1 en 1.2
  • = voorbereiding voor pta: sollicitatie schrijven met cv

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfproces
  1. Prewrite (voorbereiden)
    Inhoud vinden + schrijfplan maken

  2. Write (uitvoeren)
    Alinea's bedenken + tekst schrijven

  3. Rewrite (controleren)
    Taalverzorging + aantrekkelijkheid + vormgeving

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet je eerst bedenken voordat je een tekst gaat schrijven?

Slide 5 - Open vraag

Fase 1: Voorbereiden van het schrijven van een langere tekst
  • Kies een onderwerp dat niet te breed is, maar ook niet te beperkt.
  • Bepaal het doel van je tekst. Bijv: informatie geven, overtuigen, instrueren enz.
  • Bedenk voor wie je de tekst gaat schrijven, je publiek.
  • Kies de tekstsoort die past bij je doel en je publiek, zoals, verslag, flyer, brief enz.  

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst:
'Bij de ijslander varieert de schofthoogte van 1,30 tot 1,50 meter. Het hoofd van de ijslander kan variëren tussen heel edel en heel groot. De hals is kort en dik.'
A
instrueren
B
overtuigen
C
informeren
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Zelfstandig werken: maak opdrachten 1.1 Schrijven 

Slide 8 - Tekstslide

Fase 2: Uitvoeren van het schrijven van een langere tekst
In deze fase schrijf je de tekst: je werkt je ideeën uit:
  1. Gebruik de juiste toon. In een tekst is het niet alleen belangrijk wat je zegt, maar ook hoe je het zegt. (u/jij).                                                      

      Let bij de keuze van je woorden ook op je doel en publiek. Bijv.:                                - uitnodiging voor jongeren: populair, eigentijds, enthousiast.                                  -informatieve e-mail aan klant: formeel, beleefd, respectvol

Slide 9 - Tekstslide

Fase 2: uitvoeren van het schrijven van een tekst
2. Maak duidelijke alinea's:
  • Gebruik voor elk deelonderwerp ten minste 1 alinea.
  • Schrijf de belangrijkste informatie over het deelonderwerp in de eerste zin.
  • Maak verbanden binnen en tussen alinea's duidelijk met signaalwoorden.
  • Begin een volgende alinea op een nieuwe regel. Zet een witregel tussen elke alinea. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is ook al weer parafraseren?
A
het gebruiken van een paragraaf in een tekst
B
het uitvoeren van een schrijfplan
C
in je eigen woorden vertellen wat iemand zegt of schrijft
D
het letterlijk overnemen van wat iemand zegt of schrijft

Slide 11 - Quizvraag

Fase 2: Uitvoeren van het schrijven van een langere tekst
3. Parafraseer. Gebruik je in je tekst informatie uit bronnen? Dan kun je die het best in eigen woorden weergeven: parafraseren. 
Als het duidelijker is, of voor de afwisseling, kun je een kort stuk tekst ook een keer letterlijk overnemen: citeren. Zet die tekst tussen aanhalingstekens en geef duidelijk aan wie het gezegd heeft of uit welke bron je tekst heb overgenomen. 

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een schrijfplan en wat heb je eraan?

Slide 13 - Tekstslide

Voorbereiden
  1. Bepaal het schrijfdoel, waarom schrijf je?
  2. Bepaal je publiek, voor wie schrijf je?
  3. Bedenk het onderwerp en de hoofdgedachte, wat schrijf je?
  4. Kies de tekstsoort, hoe schrijf je?

Gewoon beginnen / internet / discussiëren / brainstormen / mindmap maken 

Slide 14 - Tekstslide

Schrijfplan maken
Schematisch schrijfplan (structuur) of een mindmap (creatief)

Kies een manier die goed bij jou past. Het is wel handig om beide manieren een keer uit te proberen.

Slide 15 - Tekstslide

Schematisch schrijfplan
  1. Schrijf het onderwerp op. Waar gaat de tekst over? 

  2. Schrijf het tekstdoel op. Met welk doel schrijf je de tekst? Informeren, activeren, overtuigen of een mening geven?

  3. Schrijf op wat je in de inleiding wilt schrijven.

  4. Schrijf op wat je in het middenstuk wilt schrijven.

  5. Schrijf op wat je in het slot wilt schrijven.

  6. Je schrijft alleen steekwoorden op, dus nog geen hele zinnen.

Slide 16 - Tekstslide

Mindmap schrijfplan
  1. Maak een cirkel en schrijf in het midden het onderwerp

  2. Schrijf het schrijfdoel op. Met welk doel schrijf je de tekst? Informeren, activeren, overtuigen of een mening geven?

  3. Schrijf om het onderwerp de deelonderwerpen: inleiding, middenstuk en slot. Vul deze verder in.

  4. Maak gebruik van kleuren, lijnen en eventueel tekeningen, zodat het een duidelijk geheel wordt. Ook schrijf je alleen steekwoorden op, dus nog geen hele zinnen.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Zelfstandig werken aan basiscursus schrijven: deze week t/m 1.1 en 1.2 

Slide 19 - Tekstslide