H5 par 3 Snelle economische veranderingen

In het tropisch regenwoud is er veel:
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale regen
1 / 40
volgende
Slide 1: Quizvraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

In het tropisch regenwoud is er veel:
A
Stijgingsregen
B
Stuwingsregen
C
Frontale regen

Slide 1 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je ziet het klimaatdiagram van Padang in Indonesië. Vul in de tekst de juiste woorden in.
Een klimaatdiagram brengt....
en..... van een plaats in beeld. De
in april en mei. De..... temperatuur ligt het hele jaar rond de.....
. Het klimaat in Padang is warm en vochtig. Padang heeft een.....
gemiddelde temperatuur
neerslag
meeste neerslag valt
26° C
tropisch klimaat

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Archipel
Schiereiland
Cultuurgebied
Continent

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Cultuur is
A
gewoontes die horen bij een bepaalde groep
B
godsdienst en tradities
C
de rechten van een groep mensen
D
wat is verzonnen door de mens

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen onderdeel van cultuur?
A
Huidskleur
B
Geloof
C
Taal
D
Feestdagen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk cultuurkenmerk is dit een voorbeeld?
A
Godsdienst
B
Taal
C
Kleding
D
Voedsel

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een cultuurgebied is
A
Waar veel toeristen komen
B
Waar een gemeenschappelijke cultuur is
C
Waar mensen hetzelfde geloof hebben

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Hoe noem je een land dat in bezit is/ was van een (vaak) Europees land?
A
Staat
B
Natiestaat
C
Handelspartner
D
Kolonie

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Indonesië bestaat uit veel verschillende:
A
Volken
B
Staten
C
Natiestaten

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een groep mensen met dezelfde culturele achtergrond
A
Volk
B
Natie
C
Staat
D
Natiestaat

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een voorbeeld
van een...
(witte blokjes zijn staten,
lichtblauwe puntjes volken)
A
Meerdere volken in één staat
B
Natiestaat
C
één volk in meerdere staten

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een natiestaat?
A
Een staat waar een volk woont
B
Een staat waar meerdere volken wonen
C
Een eiland met meerdere groepen
D
Een moderne stad

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5.3 Snelle economische veranderingen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Openingsfoto
Wat zie je?
Waar komt dit voor?
Waarom komt dit hier voor?
Is dit gewenst?
Komt dit overal zo voor? 

Slide 14 - Tekstslide

Beschrijving van de openingsfoto

As Indonesia becomes an important smartphone market, brands rush to open factories


Leerdoelen
- Je kunt uitleggen hoe de beroepsbevolking van Indonesië is verandert.
- Je kunt de verschillende sectoren van de beroepsbevolking uitleggen. 
- Je weet welke kenmerken de landbouw van Indonesië heeft
- Je kent de verschillen tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief en kunt deze begrippen toepassen. 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gemiddeld inkomen per hoofd (BNP/capita)
-In Indonesië is dat ongeveer 2.329 doller per hoofd.
- In Nederland is dat ongeveer 48.222 doller per hoofd.
- In India is dat ongeveer 1.031 dollar per hoofd.
- In China is dat ongeveer 3.678 dollar per hoofd.




Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenstelling beroepsbevolking
 De Indonesische beroepsbevolking bestaat uit 122 miljoen mensen.

De samenstelling van de beroepsbevolking is in dertig jaar tijd sterk veranderd:
vroeger: meer landbouw, minder industrie

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een dienstensector?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

4 sectoren in de economie
1.Primaire sector
De primaire sector is het gedeelte van de economie dat gericht is op het verbouwen en produceren van eten of het mijnen van grondstoffen. 

2. Secundaire sector
De secundaire sector is het gedeelte van de economie dat gericht is op industrie. Welk type industrie er hier sprake van is, maakt eigenlijk niet uit.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Tertiaire sector
De tertiaire sector is het gedeelte van de economie dat zich bezighoudt met het verlenen van diensten.

4. Quartaire sector
De sector heeft met andere woorden geen winstoogmerk, bijvoorbeeld het onderwijs, politie.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Landbouw

Grootste deel primaire sector: landbouw 
• Java: veel rijstbouw
 > tropisch klimaat
 > vruchtbare bodem door veel vulkaanuitbarstingen
 > sawa’s voor irrigatie
> modernisering landbouw: meer machines, minder werk (mechanisatie)

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom hebben ze de sawa’s op berghellingen aangelegd?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Landbouw

Sumatra en Kalimantan: veel plantages (voor export)
 monocultuur: koffiestruiken, soja, etc.

 Arbeidsextensief: weinig werk voor mensen.
->hoge opbrengst door machines,  meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar wordt het meeste geld verdiend: op sawa’s of op plantages?

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Industrie

 De industrie (secundaire sector) is sterk gegroeid.
-> assemblage
->  arbeidsintensief en ongeschoold werk
Lage loonkosten: aantrekkelijk voor buitenlandse bedrijven 
> kleding, schoenen, speelgoed 
> sweatshops

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Arbeidsintensief en kapitaalintensief
De productiemiddelen arbeid en kapitaal kan een bedrijf op verschillende manieren inzetten.

• Arbeidsintensief of arbeidsextensief
• Kapitaalintensief met kapitaalgoederen 
>machines, installaties, gebouwen
 Mechanisatie: vervangen spierkracht (mens of dier)  door machines.
 Automatisering: vervangen denkwerk door computers  en computerprogramma’s.




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de economie van Indonesië eruit?

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Indonesië groeit economisch snel, maar profiteert iedereen hiervan mee?

Slide 28 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Quizvragen beantwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is waar?
A
Als iets kapitaalintensief is, is het arbeidsextensief.
B
Als iets kapitaalextensief is, is het arbeidsextensief.
C
Als iets kapitaalintensief is, is het arbeidsintensief.

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mechanisatie hoort bij..
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
C
Arbeidsextensief
D
Kapitaalextensief

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijf met veel machines is:
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een akker met natte rijstbouw =
A
oerwoud
B
sawa
C
terrassen
D
irrigatie

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden naar de juiste afbeelding. 
Arbeidsextensief
Kapitaalintensief
Mechanisering
Lage loonkosten

Slide 35 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent assemblage?
A
Het bouwen van een product.
B
Het in elkaar zetten van een product.
C
Grondstoffen delven.
D
Producten verkopen.

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de woorden naar de afbeelding die erbij passen. Meerdere woorden zijn goed
Arbeidsintensief
Kapitaalintensief
Lager opgeleide arbeiders
Hoger opgeleide arbeiders
Mechanisatie
Arbeidsextensief

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Afsluitende foto
Wat zie je?
Waar komt het voor?
Waarom komt dit hier voor?
Is dit gewenst?
Komt dit overal zo voor? 

Slide 38 - Tekstslide

Beschrijving van de afsluitende foto

Oliepalmplantages nemen steeds meer ruimte in.

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Deze les was ...
A
wel nuttig en wel leuk
B
niet nuttig, wel leuk
C
niet nuttig en niet leuk
D
wel nuttig, niet leuk

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies