Kapitel 9 einkaufen Grammatik

Kapitel 9 einkaufen Grammatik
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 9 einkaufen Grammatik

Slide 1 - Tekstslide

Herzlich willkommen in der Deutschstunde!

Slide 2 - Tekstslide

Was wisst ihr noch über Hannover? 

Slide 3 - Tekstslide

Einkaufen

Slide 4 - Tekstslide

Lernziele
Am Ende der Stunde könnt ihr:

- den 3. Fall in einem Satz erkennen und anwenden.
- ein einfaches Video über das Thema Taschengeld verstehen.
- minimal 5 Wörter benennen zum Thema einkaufen 

Slide 5 - Tekstslide

Planung
  • Grammatik
  • Film: Taschnegeld
  • Ich packe meinen Koffer mit Sachen die man "einkaufen" kann
  • Fragebogen ausfüllen

Slide 6 - Tekstslide

Satzglieder bestimmen  (ontleden)

Der Lehrer gibt dem Schüler die Note.

Slide 7 - Tekstslide

Het werkwoord   (das Prädikat)
Der Lehrer    gibt    dem Schüler die Note.

-> persoonsvorm in de zin

hier: gibt

Slide 8 - Tekstslide

Het onderwerp   (das Subjekt)
Der Lehrer     gibt dem Schüler die Note.

-> Wie/Wat + gezegde       ->  Wer/Was gibt?

hier: Der Lehrer

Slide 9 - Tekstslide

Het leidend voorwerp   (das direkte Objekt)
Der Lehrer gibt dem Schüler      die Note.

-> Wie/Wat + persoonsvorm + onderwerp

hier: die Note

Slide 10 - Tekstslide

Het meewerkend voorwerp   (das indirekte Objekt)
Der Lehrer gibt      dem Schüler     die Note.

-> Aan wie/voor wie + persoonsvorm + onderwerp
hier: dem Schüler

Slide 11 - Tekstslide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
der Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
3.
dem Mann
der Frau
dem Kind
den Kindern
4.
den Mann
die Frau
das Kind
die Kinder
Formen der Der-Gruppe

Slide 12 - Tekstslide

männlich
weiblich
sächlich
Mehrzahl
1.
der Mann
ein Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Kinder
keine Kinder
3.
dem Mann
einem Mann
der Frau
einer Frau
dem Kind
einem Kind
den Kindern
keinen Kindern
4.
den Mann
einen Mann
die Frau
eine Frau
das Kind
ein Kind
die Kinder
keine Kinder
Formen der Fälle      Der- und Ein-Gruppe

Slide 13 - Tekstslide

Eerste naamval is
A
het onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 14 - Quizvraag

Derde naamval is
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quizvraag

Vierde naamval is
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 16 - Quizvraag

Der Junge hat seine Tante besucht.
Welke vorm is 'Der Junge'?
A
eerste naamval
B
vierde naamval
C
derde naamval

Slide 17 - Quizvraag

Tante Greta gibt dem Kind ein Eis.
Welke vorm is 'dem Kind'?
A
derde naamval
B
eerste naamval
C
vierde naamval

Slide 18 - Quizvraag

Der Onkel gibt der Frau einen Kuss.
Welke vorm is "der Frau"?
A
eerste naamval
B
tweede naamval
C
derde naamval
D
vierde naamval

Slide 19 - Quizvraag

Die Tante kauft den Wagen.
Welke vorm is "den Wagen"?
A
tweede naamval
B
vierde naamval
C
eerste naamval
D
derde naamval

Slide 20 - Quizvraag

D__ Mann gibt d___ Frau d__ Wasser.
A
der, die, das
B
der, dem, den
C
der, die, die
D
der, der, das

Slide 21 - Quizvraag

D___ Frau gibt d___ Mann d__ Bier.
A
die, der, den
B
die, der, das
C
die, dem, das
D
die, den, den

Slide 22 - Quizvraag

Taschengeld: Zakgeld
1. Wofür braucht man Taschengeld?
2. Wie kann man Taschengeld verdienen? 

Slide 23 - Tekstslide

Taschengeld

Hier siehst du wie viel Geld pro Alter empfohlen wird.

Slide 24 - Tekstslide

We gaan kijken naar een video over Taschengeld

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Was kann man alles einkaufen?

Slide 27 - Tekstslide

Der Einkaufszettel
Seite 106 Aufgabe 8

Ihr spielt zu viert. 
Es geht wie, ich packe meinen Koffer....
timer
6:00

Slide 28 - Tekstslide

Bitte fülle den Fragebogen aus

Slide 29 - Tekstslide

Was haben wir gelernt?

Slide 30 - Tekstslide