verzuiling deel 2

verzuiling, schoolstrijd en algemeen kiesrecht 
par. 2.2 & 2.4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

verzuiling, schoolstrijd en algemeen kiesrecht 
par. 2.2 & 2.4

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • terugblik/oefenen
  • uitleg 2.2 (herhalen) en 2.4
  • afsluiten  

Slide 2 - Tekstslide

Welke stroming was van 1918-1994 het machtigst in Nederland?
A
Liberalen
B
Confessionelen
C
Socialisten
D
Communisten

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit dat veel Liberalen voorstanders zijn van een kleine overheid.

Slide 5 - Tekstslide

Wat maakt een "bijzondere school", bijzonder?
A
Het is gesticht door de overheid en niet door burgers
B
Er zijn lessen met ICT (Laptops Ipads ect.)
C
Scholen die niet door de overheid zijn gesticht en uitgaan van een geloofsovertuiging
D
Scholen met docenten die niet ouder dan 30 mogen zijn

Slide 6 - Quizvraag

Welk kenmerk past niet bij een parlementaire democratie?
A
Alle burgers zijn voor de wet gelijk.
B
De politieke macht ligt bij het parlement.
C
De regering beslist of een wet wordt aangenomen.
D
Er zijn vrije en geheime verkiezingen.

Slide 7 - Quizvraag

3. Welke politieke stroming past bij de uitleg?
Uitleg
Politieke stroming
Politieke groep die vindt dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben.
Politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil verkleinen door sociale wetten.
Politieke groep waarbij mensen hun ideeën over politiek, onderwijs etc. baseren op hun godsdienst
Liberalen
Sociaaldemocraten
Confessionelen

Slide 8 - Sleepvraag

6. Wat hoort bij elkaar? Sleep de taken naar de juiste personen
Minister-president
Ministers
Regering
Parlement
Zitten in de regering
Is samen met de regering de baas
Bestuurt het land
Leidt de regering

Slide 9 - Sleepvraag

In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging:
I. hebben grote, landelijke politieke partijen kans op meerdere Kamerzetels.
II. is het voor kleine politieke partijen onmogelijk om een Kamerzetel te halen.
III. hebben zwevende kiezers weinig invloed.

A
Alleen I is juist.
B
I en II zijn juist.
C
II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 10 - Quizvraag

De tekenaar wil met de spotprent een politieke boodschap duidelijk maken.
Bespreek:
- met behulp van de bron, welke politieke boodschap dit is en
- bij welke politiek maatschappelijke stroming deze prent past.

Slide 11 - Open vraag

Verzuiling
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ontstaat er in Nederland een verzuilde samenleving.

De Nederlandse bevolking kun je vanaf dan opdelen in vier verschillende groepen of zuilen.

Mensen leven naast elkaar.
Niet met elkaar.

 
Zuilen
We noemen de groepen in de Nederlandse samenleving ook wel zuilen. Net als bij een Griekse tempel staan de zuilen (of groepen) wel naast elkaar maar raken elkaar niet. De groepen hebben onderling ook weinig contact. Maar de zuilen werken wel samen om het dak te dragen, net zoals de groepen het dak 'Nederland' dragen. 

Slide 12 - Tekstslide

Een zuil is een bevolkingsgroep met een eigen levensovertuiging en eigen organisaties. 

Slide 13 - Tekstslide

De zuilen
De Nederlandse bevolking kun je opdelen in vier verschillende groepen of zuilen, namelijk:

  1. Protestanten
  2. Katholieken
  3. Socialisten
  4. Liberalen
Liberalen.
Voor liberalen was vrijheid (engels = liberty) belangrijk. Mensen moesten vrij zijn om hun eigen levensomstadigheden te kunnen verbeteren. De overheid moest zich daarom niet zo veel met de bevolking bemoeien, doorvoorbeeld door wetten te maken. 
Socialisten.
Voor de socialisten was gelijkheid belangrijk. Zij wilden de verschillen tussen arm en rijk verkleinen en kwamen op voor de rechten van de arbeiders. 
Katholieken.
Katholieken zijn christenen die de Paus in Rome als hun leider zien. Zij vinden het geloof belangrijk en vinden dat ook in de politiek de christelijke regels gevolgd moeten worden. 
Protestanten
Protestanten zijn christenen die de Bijbel als de belangrijkste bron van hun geloof zien. Zij vinden het geloof belangrijk en vinden dat ook in de politiek de christelijke regels gevolgd moeten worden. 

Slide 14 - Tekstslide

Ontstaan 1
Tussen ongeveer 1850 en 1900 werd Nederland geregeerd door liberalen.
Zij bepaalden wat er gebeurde op het gebied van politiek, de sociale kwestie en onderwijs.


De andere groepen (protestanten, katholieken en socialisten) hadden weinig invloed, maar wel kritiek op het beleid van de liberalen. 

Slide 15 - Tekstslide

Ontstaan 2 
Om sterker te staan gaan de protestanten, kahtolieken en socialisten zich organiseren, bijvoorbeeld in poltieke partijen.

Maar... later ook vakbonden, kranten, sportclubs, scholen en bejaardenhuizen.
Elke zuil voor zichzelf. 

Slide 16 - Tekstslide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
  • Vanaf 1848 groeien zij in aantal: door de nieuwe grondwet was er vrijheid van geloof en vrijheid van onderwijs. 

Slide 17 - Tekstslide

 Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 18 - Tekstslide


Politieke tegenstellingen

  • De socialisten willen algemeen kiesrecht, de liberalen en de confessionelen niet (tegen vrouwenkiesrecht)
  • De confessionelen willen geld voor bijzonderde scholen, de liberalen en de socialisten niet
  • De confessionelen en socialisten besluiten op elkaars voorstellen te gaan stemmen, waardoor er toch een meerderheid ontstaat.
  • Hierdoor worden de liberalen buiten spel gezet

Slide 19 - Tekstslide

Algemeen kiesrecht
  • In plaats van censuskiesrecht. 

  • Nieuwe kieswet 1896 met nieuwe eisen. Aantal stemmende mannen nu 46%. 
  • Maar dat was niet genoeg...

Slide 20 - Tekstslide

Strijd algemeen kiesrecht
1896: kieswet --> uitleg geschiktheid:
  1. Bepaald belastinggeld
  2. Bepaald spaargeld
  3. Bepaalde examens
  4. Bepaald loon
  5. Bepaalde huurwaarde

Toename stemmers naar bijna 50%

Slide 21 - Tekstslide

Politiek 1
In de politiek moeten de zuilen wel samenwerken

Want... geen enkele zuil haalde de meerderheid in de verkiezingen. 
(Je hebt een meerderheid nodig om een regering te mogen vormen)

Het dak van de Tempel van de Nederlandse Verzuiling staat symbool voor het Nederlandse bestuur. 

Slide 22 - Tekstslide

Politiek 2
De Socialisten willen algemeen kiesrecht, de overige zuilen niet.

Slide 23 - Tekstslide

Politiek 3
De katholieken en protestanten werken samen.

Want... zij wilden allebei subsidie voor christelijke scholen

Hoe zit dat?

Slide 24 - Tekstslide

Politiek 4

De katholieken en protestanten krijgen subsidie voor bijzondere scholen. 

In ruil voor...

De socialisten krijgen algemeen mannen kiesrecht. 
Oplossing? in 1917

Slide 25 - Tekstslide


Pacificatie
1917



Pacificatie betekent letterlijk: vredestichting
Er werd tussen de partijen politieke vrede gesloten door 
een oplossing te vinden voor een aantal politieke problemen

Slide 26 - Tekstslide

Belangrijkste gevolgen van de Pacificatie (1)
  • Er komt een einde aan de Schoolstrijd: zowel Openbaar- als Bijzonder onderwijs krijgen nu geld van de overheid

  • Er komt Algemeen Kiesrecht voor mannen (vanaf 23 jaar)

  • Er komt kiesrecht voor vrouwen (1917: passief kiesrecht, 1919: actief kiesrecht)

Slide 27 - Tekstslide

Belangrijkste gevolgen van de Pacificatie (2)
  • Er komt een verandering van het kiesstelsel: het districtenstelsel wordt vervangen door evenredige vertegenwoordiging. Dit hebben we tegenwoordig nog steeds.

  • Einde van de politieke macht van de Liberalen: pas in 2010 komt er weer een Liberale minister-president, Mark Rutte

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link