2H - Na klar! MAX - 3.4 - woordjes + Grammatik D

Herzlich Willkommen! 
Donnerstag, 10. März 2022

Kapitel 3 - Lektion 1 t/m 5

* Woordjes 3.1, 3.2, 3.4, 3.5 [D-NL]

* Woordjes 3.3 [NL-D]

* Zinnen 3.3 [NL-D]

* Grammatica A t/m E

       ^zinsontleding 

       ^de der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval 

       ^Du of Sie? 

       ^zinsontleding 
       ^de derde naamval
LET OP! 
proefwerk hoofdstuk 3 op 24 maart
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Herzlich Willkommen! 
Donnerstag, 10. März 2022

Kapitel 3 - Lektion 1 t/m 5

* Woordjes 3.1, 3.2, 3.4, 3.5 [D-NL]

* Woordjes 3.3 [NL-D]

* Zinnen 3.3 [NL-D]

* Grammatica A t/m E

       ^zinsontleding 

       ^de der- en ein-groep in de 1e en 4e naamval 

       ^Du of Sie? 

       ^zinsontleding 
       ^de derde naamval
LET OP! 
proefwerk hoofdstuk 3 op 24 maart

Slide 1 - Tekstslide

Herzlich Willkommen!
Donnerstag, 10 März 2022
Was machen wir heute? 

1) Wörter 3.4 wiederholen
2) Grammatik D - Zinsontleding [uitleg]

Doel voor vandaag: 
Ik kan in een zin de eerste, derde en vierde naamval bepalen.

Slide 2 - Tekstslide

Welches Produkt ist der Sieger im Warentest?

DER SIEGER
A
de smaak
B
de slager
C
de winnaar
D
het ontbijt

Slide 3 - Quizvraag

Wir müssen noch zum Gemüsehändler und zum Metzger.

METZGER
A
de smaak
B
de slager
C
de winnaar
D
het ontbijt

Slide 4 - Quizvraag

Soll ich dir das Zentrum von Wien zeigen?

ZEIGEN
A
uitleggen
B
gemiddeld
C
ongeveer
D
laten zien

Slide 5 - Quizvraag

Ich finde Pfannkuchen genauso lecker wie Pizza.

GENAUSO ... WIE
A
net zo ... als
B
gewoon
C
ongeveer
D
gemiddeld

Slide 6 - Quizvraag

Niederländer trinken durchschnittlich mehr Milch als Deutsche.

DURCHSCHNITTLICH
A
eenvoudig
B
gewoon
C
ongeveer
D
gemiddeld

Slide 7 - Quizvraag

[3.4] Grammatik D - Zinsontleding
Welke naamval hoort bij welk zinsdeel? 

Slide 8 - Tekstslide

1e naamval
2e naamval
3e naamval
4e naamval
DATIV
AKKUSATIV
NOMINATIV
GENITIV
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bezitsrelatie

Slide 9 - Sleepvraag

Je kunt op twee manieren bepalen of het zinsdeel onderwerp, meewerkend voorwerp of lijdend voorwerp in de zin is.

Welke twee manieren van ontleden zijn dat?

Slide 10 - Open vraag

Welke manier van ontleden vind jij het prettigst?

Slide 11 - Open vraag

Bepaal de grootgeschreven zinsdeel, noteer ook de naamval.

Ich habe KEIN GELD mehr.

Slide 12 - Open vraag

Bepaal de grootgeschreven zinsdeel, noteer ook de naamval.

Was willst DU alles kaufen?

Slide 13 - Open vraag

Bepaal de grootgeschreven zinsdeel, noteer ook de naamval.

Wir wollen DEN TOURISTEN Wien zeigen.

Slide 14 - Open vraag

Bepaal de grootgeschreven zinsdeel, noteer ook de naamval.

Isst du jeden Tag EINE BANANE?

Slide 15 - Open vraag

Bepaal de grootgeschreven zinsdeel, noteer ook de naamval.

Ich bezahle MEINER FREUNDIN die fünf Euro zurück.

Slide 16 - Open vraag

Bepaal de grootgeschreven zinsdeel, noteer ook de naamval.

Die Milch haben WIR leider vergessen.

Slide 17 - Open vraag

Ik heb begrepen wat de 1. 3. en 4. naamval is?

Slide 18 - Open vraag

Vergeet je weektaak van week 21 niet! [zie planner]
Volgende week wordt het gecheckt!

Slide 19 - Tekstslide