LA1 04.01

• Latijn
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Classis 1E

die Lunae, IV mensis Ianuarii anni MMXXI

ANNUS NOVUS SIT FELIX ET FAUSTUS!

Hodiē quid faciēmus?

- herhalen woorden

- wat heb je ook al weer geleerd

- voorbespreken opdracht

dux, ducis (m)

1. koning
2. leider
3. spoedig
4. nacht

pugnō, pugnāre

1. gevecht
2. vluchten
3. schuld
4. vechten

cupiō, cupere

1. liefhebben
2. (graag) willen
3. (feest)vieren
4. verkopen

prope + acc

1. voor
2. in plaats van
3. dicht bij
4. achter

in equō sedent

1. de paarden zitten
2. hij zit op het paard
3. zij zitten op het paard
4. zij zitten op de paarden

mātrem fīlius amat

1. de moeder houdt van haar zoon
2. de zoon houdt van zijn moeder
3. moeder en zoon houden van elkaar
4. hij houdt van de zoon en zijn moeder

Equī Castoris et Pollūcis aquam bibunt.

Dux Rōmānōrum cīvibus dīcit

Clāmat ducis uxor

Jullie hebben geleerd dat de zelfstandige naamwoorden in drie groepen in te delen zijn. De werkwoorden zijn ook in groepen in te delen, en wel in vijf groepen.

Hieronder staan tien werkwoorden, steeds in de vorm zoals ze in de woordenlijst staan. Kijk goed naar beide vormen (ik-vorm en hele werkwoord) en verdeel de werkwoorden dan in vijf groepen in het schema. Je moet goed letten op de streepjes boven de klinkers ("a" is in het Latijn een andere letter dan "ā").

[1] gerō, gerere [2] sedeō, sedēre

[3] vincō, vincere [4] narrō, narrāre

1. [1] + [2] samen [3] en [4] apart
2. [1] + [3] samen [2] en [4] apart
3. [1] + [2] + [3] samen [4] apart
4. [1] + [4] samen [2] + [3] samen

Pēnsum domesticum

- lezen tekstboek p. 32+33

- maken hulpboek opdracht 89+90

- maken werkwoordenopdracht (Itslearning)

- leren/herhalen woorden tekst 6