In het Verdrag van Allahabad stonden elf afspraken. Deze afspraken waren gemaakt tussen de East India Company en twee Indiase vorsten. Een aantal van deze afspraken:
- Er zal een eeuwigdurende en universele vrede, oprechte vriendschap en een hechte vereniging tot stand worden gebracht tussen Zijne Hoogheid Sujah al Dowlah en zijn erfgenamen, enerzijds, en Zijne Excellentie Najim al Dowlah, en de Engelse East India Company anderzijds.
- Hiermee zullen de genoemde contracterende partijen hun grootste aandacht besteden aan het handhaven tussen henzelf, hun heerschappijen en hun onderdanen, deze wederzijdse vriendschap, zonder aan beide zijden enige vorm van vijandelijkheden toe te staan om welke reden of onder welke pretentie dan ook te worden begaan.
En alles zal zorgvuldig worden vermeden, hetgeen hierna de nu gelukkig gevestigde unie zou kunnen schaden.
Zijne Hoogheid zal de Engelse Compagnie toestaan om handel te drijven, belastingvrij, gedurende al zijn heerschappijen.