Wechselpräpositionen
1 / 16
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Als je kunt vragen 'er zijn' is het...
A
de 1e naamval
B
de 3e naamval
C
de 4e naamval
Slide 8 - Quizvraag
Als je kunt vragen 'er komen' is het..
A
de 1e naamval
B
de 3e naamval
C
de 4e naamval
Slide 9 - Quizvraag
Die Präposition 'zwischen' bedeutet:
A
onder
B
achter
C
tussen
D
over
Slide 10 - Quizvraag
Die Präposition 'neben' bedeutet:
A
naast
B
naar
C
aan
Slide 11 - Quizvraag
Was liegt unter dem Bett?
A
3e naamval [er zijn]
B
4e naamval [er komen]
Slide 12 - Quizvraag
Die Katze springt auf den Stuhl!
A
3e naamval [er zijn]
B
4e naamval [er komen]
Slide 13 - Quizvraag
Die Leute springen auf dem Trampolin.
A
3e naamval [er zijn ]
B
4enaamval [er komen]
Slide 14 - Quizvraag
Was findest du noch schwierig?
