'De kraamkamer van de beschaving': ontstaan van steden en het schrift
Slide 4 - Tekstslide
Ok, landbouw... Welke 'optelsom' is juist over landbouw?
A
akkerbouw + landbouw = veeteelt
B
landbouw + veeteelt = akkerbouw
C
veeteelt + akkerbouw = landbouw
Slide 5 - Quizvraag
Landbouwrevolutie
Revolutie betekent verandering
Jager-verzamelaars worden boer
De landbouwrevolutie duurde meer dan 1000 jaar: niet iedereen werd tegelijk boer
Landbouw bestaat uit: akkerbouw en veeteelt
Slide 6 - Tekstslide
Gevolgen van de landbouwrevolutie
Mensen stoppen te leven als nomaden
Er ontstaan steden: landbouwsamenleving
Mensen krijgen meer bezittingen
Er ontstaat meer ongelijkheid: de één heeft meer bezittingen dan een ander.
Slide 7 - Tekstslide
Dood en begraven
Graven worden steeds uitgebreider: grafheuvels en hunebedden
Zowel begraven als cremeren: urnenvelden
Doden kregen bezittingen mee: vermoedelijk geloven in leven na de dood
Slide 8 - Tekstslide
Hoe kan ik aan de afbeelding zien dat de hunebedden ná landbouwrevolutie zijn gemaakt?
A
De grote stenen kwamen hier pas tijdens de landbouwrevolutie.
B
Er woonden hier te weinig mensen om samen de hunebedden te maken.
C
Er wordt gebruik gemaakt van dieren.
D
Voor de landbouwrevolutie werden er geen mensen begraven
Slide 9 - Quizvraag
1.2 Machtige rijken in het Midden Oosten
Slide 10 - Tekstslide
Wat weet je nog van het Egyptische rijk?
Slide 11 - Open vraag
Egypte en Mesopotamie waren de eerste grote staten
- zij ontstonden rond 3000 v.C.
- Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur - Rechtssysteem - Geweldsmonopolie door de staat - Ambtenarenapparaat
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga
Slide 14 - Tekstslide
Wat weet je eigenlijk van Griekenland?
Slide 15 - Woordweb
Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je herkennen en uitleggen waarom de Oude Grieken kolonies hadden gesticht en op welke manier ze hun stadstaten bestuurden.
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Kaart
Kolonies buiten Griekenland (1)
Een kolonie is een gebied van een land buiten dat land
Griekenland is door het droge klimaat en de rotsachtige grond erg onvruchtbaar (slechts 20% is geschikt voor landbouw)
Een mislukte oogst betekende al snel een hongersnood
Slide 18 - Tekstslide
Kolonies buiten Griekenland (2)
Sommige Grieken trokken weg, op zoek naar een beter leven
Met schepen voeren ze over de Middellandse Zee naar andere gebieden om daar te gaan wonen
Rond 750 v. Chr. hadden de Grieken kolonies in Spanje, Italië en Turkije
Slide 19 - Tekstslide
Kolonies buiten Griekenland (3)
Tussen de kolonies en het 'moederland' ontstond zoveel handel dat de Grieken rond 550 v. Chr. geen nieuwe kolonies meer stichten.
Door de Griekse kolonies raakte de mensen in het Middellandse Zeegebied bekend met de Griekse cultuur (zoals: mythologie, beeldhouwkunst, enz.)
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Griekse
stadstaten (1)
Griekenland bestond nog niet als één land
Er waren steden die als landen werden bestuurd: bijvoorbeeld met een eigen koning
Zo'n zelfstandige stad heet een polis (stadstaat)
Slide 22 - Tekstslide
De Atheense
democratie
In Athene was het volk de baas.
Er werd gestemd over belangrijke beslissingen.
Dat was niet altijd zo geweest...
Slide 23 - Tekstslide
Kenmerken van de Atheense democratie
Atheense vrije mannen met burgerrecht mogen stemmen
Directe democratie
Volksvergadering (buiten)
Ostracisme (schervenrechtbank) voorkomt teveel macht bij één persoon
Onbetaalde baan
Slide 24 - Tekstslide
Democratie?!
Niet helemaal...
...alleen mannelijke burgers (ongeveer 16% van de bevolking)
Vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten niet meepraten.
Slide 25 - Tekstslide
Video
Histoclips: De Oude Grieken
Slide 26 - Tekstslide
Welk bestuur had de stad Athene?
A
Keizer
B
Democratie
C
Adel
D
Koning
Slide 27 - Quizvraag
Wat betekent democratie?
A
Een koning regeert
B
Het volk regeert
C
Een tiran regeert
D
Een kleine groep rijken regeert
Slide 28 - Quizvraag
I. Athene lag in Griekenland, Sparta niet. II. Athene was een stadstaat, Sparta niet.
A
stelling I is juist,
stelling II is onjuist.
B
stelling I is onjuist, stelling II is juist.
C
Stelling I en II zijn allebei juist
D
Stelling I en II zijn allebei onjuist
Slide 29 - Quizvraag
Wie mochten meebeslissen in de Atheense democratie?
A
slaven
B
vreemdelingen
C
vrouwen
D
mannen
Slide 30 - Quizvraag
In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was
Slide 31 - Quizvraag
De naam van de persoon die het meest genoemd werd tijdens het schervengericht.....
A
Moest voor tien jaar in de gevangenis
B
Werd meteen vermoord
C
Werd voor tien jaar verbannen uit Athene
D
Mocht nooit meer in Athene komen
Slide 32 - Quizvraag
Geef één overeenkomst tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.
Slide 33 - Open vraag
Geef twee verschillen tussen de Atheense democratie en de democratie die wij in Nederland kennen.