- Gebruik: Voor gewoontes, feiten en dingen die altijd waar zijn.
- Structuur: (+) Subject + werkwoord (infinitief zonder ‘to’)
Voorbeeld: I play football every weekend.
He playS football every weekend.
(-) Don't / doesn't + werkwoord (infinitief zonder 'to'en 's')
vb. I don't play football every weekend.
He doesn't play football every weekend.
(?) Do / Does + persoon + werkwoord (infinitief zonder 'to' en 's')
vb. Do you play football every weekend?
Does he play football every weekend?