Persoonlijke eigenschappen (10-6)

¡Bienvenidos a la clase de español!
Hoy es........
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!
Hoy es........

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué hacemos hoy?
  • ¿Qué hemos hecho?

  • ¡A trabajar!

  • Fin de la clase








  • El objetivo
  • Corregir (5)
  • Instrucción (5)
  • Escuchar (10)
  • Evaluación (5)

Slide 2 - Tekstslide

  • Hacer: Ej. 6.12 y 6.13 (LE)
  • Aprender: "persoonlijke eigenschappen" (Quizlet)
¿Qué hemos hecho?

Slide 3 - Woordweb

El objetivo

Slide 4 - Tekstslide

Corregir
Respuestas..
  1. hablador
  2. cariñosa
  3. impuntual
  4. divertida
  5. trabajador
  6. ruidosa

Slide 5 - Tekstslide

Corregir
Respuestas..
  1. callado
  2. silencioso
  3. aburrido
  4. puntual
  5. perezoso
  6. frío

Slide 6 - Tekstslide

Corregir
Respuestas..
  1. El alpinismo - peligroso
  2. Una comedia - entretenida
  3. Trabajar todos los días - estresante
  4. Un baño de agua caliente - relajante
  5. Viajar alrededor del mundo - emocionante

Slide 7 - Tekstslide

Een eigenschap benoemen
Om het Nederlandse "Wat een .....!" te vertalen gebruik je in het de volgende constructies Spaans:
                                            
Qué + zelfstandig naamwoord + más + bijvoeglijk nw.
vb: ¡Qué móvil más moderno! = Wat een moderne telefoon. 
Qué + zelfstandig naamwoord + tan + bijvoeglijk nw.
b: ¡Qué móvil tan moderno! = Wat een moderne telefoon.

Slide 8 - Tekstslide

Een eigenschap benoemen
Wat een leuke film!

Wat een langzame auto! 

Wat een lief meisje!

Wat een spannende reis!
¡Qué película más/tan divertida!
¡Qué coche más/tan lento!
¡Qué chica más/tan cariñosa!
¡Qué viaje mas/tan emocionante!
Tip
Bijvoeglijke naamwoorden die je kunt gebruiken staan in Quizlet (persoonlijke eigenschappen én beschrijving geven)

Slide 9 - Tekstslide

Escucha y contesta.
Pista 35
funda = hoesje 
Respuestas..
  • A: En una tienda
  • B: Un teléfono móvil
  • C: 380 euros
  • D: Es de última generación
  • E: 15 euros
  • F: El móvil más barato y una funda

Slide 10 - Tekstslide

¿Tiempo libre? 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

¿Qué has aprendido hoy?

Slide 13 - Woordweb

Ik begrijp de lesstof....
A
onvoldoende
B
voldoende
C
goed
D
uitstekend

Slide 14 - Quizvraag

Fin de la clase...



  • ¿Preguntas?

  • Wat ging goed?

  • Wat kan er verbeteren?









    Volgende les?
    ¿Qué?
    Jongeren taal

    ¿Preparar?
    1) Hacer: ej. 2, página 84 (LA)
    2) Aprender:  "jongeren taal" (Quizlet)

    Slide 15 - Tekstslide

    ¿Qué tal la clase?

    Slide 16 - Tekstslide