Werkrelatie
Bijvoorbeeld met: collega’s op het werk, docenten, klasgenoten
Je ontmoet elkaar op het werk of op school
Alleen of samen doe je het werk
Je hebt elkaar nodig om het werk goed te doen.
Liefdesrelatie
Je hebt een hele bijzondere band met elkaar
Je houdt van elkaar
Je kiest voor elkaa
Persoonlijke relatie
Bijvoorbeeld met: je ouders, een vriend(in)
Je hebt een band met mensen
Je gaat vrij met elkaar
Je vertelt elkaar persoonlijke dingen
Zakelijke relatie
Bijvoorbeeld met: de buschauffeur, de caissiére.
Je hebt af en toe contact
Je gaat zakelijk met elkaar om