Rapporteren deel 2

Rapporteren
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Rapporteren

Slide 1 - Tekstslide

Wat hebben we gedaan? 
-De functie/ redenen waarom je rapporteert
-Formeel en informeel rapporteren
-  Nadelen en voordelen van mondelinge rapportage
en 
- Nadelen en voordelen van schriftelijke rapportage 
- Opdrachten van lesweek 6 gemaakt. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
- Kort terugblikken 
- Rapportage vormen
- Vastleggen van observatie gegevens 
- Aandachtspunten bij schriftelijke  en mondelinge rapportage 
-Dossier vorming 
- Observatie methoden
- AVG regels i.c.m. beroepscode PM'er

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1 van het observatie plan is;
A
Ordenen van gegevens
B
Observatie methoden
C
Vraagstelling-> Wat ga je observeren?
D
De aanleiding-> waarom ga je observeren?

Slide 4 - Quizvraag

Bij kwantitatief observeren;
A
Beschrijf je precies wat een kind doet
B
Noteer je hoe vaak iemand bepaald gerdrag laat zien.

Slide 5 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk om aan te geven wat de plaats en tijd van de observatie was?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent rapporteren?

Slide 7 - Open vraag

Het nadeel van mondelinge rapportage is;
A
Het gebeurt vaak door de dag heen
B
Je kunt gelijk onduidelijkheden ophelderen
C
In een teamoverleg heb je vaak mondelinge rapportage
D
De ander of jij kan vergeten wat er gezegd is

Slide 8 - Quizvraag

In stap 2 van het observatie plan wordt gevraagd om achtergrond gegevens. Wat wordt er daar van je verwacht?

Slide 9 - Open vraag

Waarneembaar gedrag is gedrag dat je kunt waarnemen met je zintuigen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Bij stap 3 noteer je concreet gedrag. Wat wil "concreet" gedrag zeggen?

Slide 11 - Open vraag

Noteer een voordeel van Schriftelijke rapportage

Slide 12 - Open vraag

Vervolg
Rapportage 

Slide 13 - Tekstslide

Rapportage vormen; 
 Overdrachtsrapportage; noem je ook wel een overdracht. Gebruik je als je het  werk overdraagt aan een collega.
Dagboekje; kinderdagverblijven houden een dagboekje of heen-en-weerschriftje bij (op papier of digitaal)  Hierbij gaat het om een schriftelijke rapportage naar ouders waarin er  beschreven wordt wat er die dag is gebeurd.

Slide 14 - Tekstslide

Observatie gegevens vastleggen; 
Je legt de gegevens van je observatie vast.  Je beschrijft  zo nauwkeurig mogelijk wat je hebt waargenomen. 

(Let op dat je geen interpretaties opneemt, je noteert alleen de gegevens die met je vraagstelling te maken  hebben). 





Slide 15 - Tekstslide

Wat is de betekenis van interpretatie?

Slide 16 - Open vraag

Hoe kan je observatie gegevens registreren? 

  • beschrijvend;
  • in een observatieschema;
  • op een beoordelingsschaal.
 
Vaak hebben organisaties standaardregistratiemethoden voor bepaalde situaties.



Slide 17 - Tekstslide

Wat is beschrijvend observeren ook alweer?

Slide 18 - Open vraag

Beschrijvend observeren 
Schrijf je alles op wat je opvalt ( ongestructureerde  manier van registeren)->
Na de observatie werk je de gegevens zo snel mogelijk uit tot een verslag.-> 
Dit verslag gebruik je dan weer om een vraagstelling te formuleren voor de volgende observatie. 

Slide 19 - Tekstslide

Voordeel Beschrijvend observeren
  • Je kan alles vastleggen wat je belangrijk vindt
  • Je krijgt een completer beeld van de situatie 
Nadeel beschrijvend observeren 
  • Kost te veel tijd
  • Je kan informatie vergeten
  • minder betrouwbaar  

Slide 20 - Tekstslide

Observatie schema 
Observatie schema  hoort bij een gestructureerde observatiemethode. 
Een observatieschema is een lijst met gedragskenmerken die je bijv. kunt aankruisen/turven ect.

Slide 21 - Tekstslide

Observatie schema 
Voordeel

-objectieve en betrouwbare manier om gegevens vast te leggen. 
Observatie schema 
Nadeel 

-Je waarneming is beperkt, omdat je alleen gedrag vastlegt dat op de observatielijst staat. 

Slide 22 - Tekstslide

Beoordelingsschaal, is een lijst met gedragingen waarin je met een cijfer aangeeft in hoeverre het kind dat gedrag laat zien. 

Slide 23 - Tekstslide

Beoordelingsschaal 
Voordeel

- Je moet nadenken, in welke mate en hoe vaak een kind wel of niet  een bepaald gedrag laat zien. 
Beoordelingsschaal 
Nadeel

- Subjectief, je geeft zelf een oordeel over  gedrag

Slide 24 - Tekstslide

Nadeel; Bij deze manier van observeren geef je zelf een oordeel over getoond gedrag. Dit hoort bij;
A
Beschrijvend observeren
B
Observatie schema
C
Beoordelingsschaal

Slide 25 - Quizvraag

Een observatie schema is een lijst met gedragskenmerken die je kunt aankruisen of turven.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quizvraag

Bij het beschrijvend observeren schrijf je alles op wat je ziet. Dit is een ongestructureerde manier van observeren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Tijdstip
Een observatie kun je op verschillende momenten uitvoeren. 
Je kunt kiezen uit de volgende mogelijkheden: 
continu observeren, event-sampling, time-sampling of een combinatie van mogelijkheden.

 



Slide 28 - Tekstslide

Continu observeren
- Leg de situatie van het begin tot het eind vast. 

Je observeert bijvoorbeeld vanaf het begin tot het eind van de maaltijd, vanaf het begin tot het eind van het vrije spel of vanaf het moment dat een inloopochtend start tot het einde ervan.

Slide 29 - Tekstslide

Event-Sampling 
-Bij event-sampling leg je vast hoe vaak bepaald gedrag voorkomt. 

Event betekent gebeurtenis. Elke keer dat je bepaald gedrag ziet, zet je een streepje. Het wordt daarom ook wel het turfsysteem genoemd.

Slide 30 - Tekstslide

Time-sampling
-Bij time-sampling noteer je om de zoveel tijd wat je hebt waargenomen.


Slide 31 - Tekstslide

Continu observeren;
Leg je de situatie van begin tot eind vast
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quizvraag

Wat is kenmerkend voor Time Sampling?
A
Noteer je om de zoveel tijd wat je hebt waargenomen
B
Leg je vast hoe vaak een gedrag voorkomt
C
Leg je de situatie van begin tot eind vast

Slide 33 - Quizvraag

Helder en Correct rapporteren 
Je moet veel vaardigheden beheersen om helder te kunnen rapporteren. 
Een rapportage moet duidelijk en bondig zijn. 

Slide 34 - Tekstslide

Schriftelijk rapporteren
Bij een schriftelijke rapportage gelden twee aandachtspunten als je je boodschap duidelijk wilt overbrengen:
  • Je rapportage is gestructureerd.
  • Het taalgebruik is helder en passend bij de doelgroep.
  • Inhoud duidelijk moet zijn. Degene die de rapportage leest, moet begrijpen wat jij bedoelt. Ook moet je schrijfstijl passen bij de lezer en wil je dat je tekst foutloos en verzorgd is.



Slide 35 - Tekstslide

Mondeling rapporteren 
- Voorbereidt zijn; structuur in je verhaal
- Juist taalgebruik
- Presentatie 

Slide 36 - Tekstslide

Dossier vorming 
Alle rapportages komen in een dossier; 
In een dossier zit alle belangrijke informatie die over een kind of een onderwerp is verzameld.

In een dossier zit privacygevoelige informatie(AVG regels)
dus niet iedereen mag de dossier inzien. 

Slide 37 - Tekstslide