Present Simple ontkennend en vragend

The present simple 
Questions & Negations
Vragen & Ontkenningen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

The present simple 
Questions & Negations
Vragen & Ontkenningen

Slide 1 - Tekstslide

Hoe maak je vragen?

Om vragen te stellen gebruik je het hulpwerkwoord 'to do' en het hele werkwoord


Bij she/he/it krijg je does + ow + hele ww + rest v/d zin (1)

Bij I/you/we/they krijg je do + ow + hele ww + rest v/d zin (2)


1. Does he work for your father?

2. Do you like school?

Slide 2 - Tekstslide

Stappenplan vragen maken
  1. Is het werkwoord van de zin am, is, are?

    JA --> zet am, is of are vooraan in de zin 
    NEE --> naar stap 2 
  2. Is het onderwerp van de zin een he, she of it?

    Ja --> stap 3
    Nee --> Ze Do vooraan de zin
  3. Zet does vooraan de zin en verander het werkwoord terug naar het hele werkwoord.

  • We are very happy.
  • Are we very happy?

  • My parents always buy sweets.
  • Do my parents always buy sweets?

  • Her sister eats chocolate every day.
  • Does her sister eat chocolate every day.

Slide 3 - Tekstslide

Maak vragend:
My parents are the best.
A
My parents are the best?
B
Are my parents the best?
C
Do my parents are the best?
D
Does my parents are the best?

Slide 4 - Quizvraag

Maak vragend:
He supports Ajax.
A
Do he support Ajax?
B
Does he support Ajax?
C
Do he supports Ajax?
D
Does he supports Ajax?

Slide 5 - Quizvraag

Maak vragend:
Jeremy plays football after school.
A
Do Jeremy plays football after school?
B
Does Jeremy plays football after school?
C
Do Jeremy play football after school?
D
Does Jeremy play football after school??

Slide 6 - Quizvraag

Maak vragend:
I like trains.
A
Do I like trains?
B
Does I like trains?
C
Like I trains?
D
Do I likes trains?

Slide 7 - Quizvraag

Maak vragend:
They do their homework on Tuesday.
A
Do they do their homework on Tuesday?
B
Does they do their homework on Tuesday?
C
Do they does their homework on Tuesday?
D
Does they do their homework on Tuesday?

Slide 8 - Quizvraag

Hoe maak je ontkenningen?
Om ontkenningen te maken gebruik je het hulpwerkwoord 'to do' en het hele werkwoord

Bij she/he/it krijg je: OW + does not + hele ww + rest vd zin (1)
Bij I/you/we/they krijg je: OW + do not + hele ww + rest vd zin

1. She does not do her homework on Saturdays.
2. I do not have a lot of cheeseburgers.

Slide 9 - Tekstslide

Stappenplan ontkenningen maken
  1. Is het werkwoord van de zin am, is, are?

    JA --> zet not achter am, is, are 
    NEE --> naar stap 2 

  2. Is het onderwerp van de zin een he, she of it?
    Ja --> stap 3
    Nee --> Ze do not voor het werkwoord

  3. Zet does not / doesn't voor het werkwoord en verander het werkwoord naar het hele werkwoord.

  • We are very happy.
  • We are not very happy.

  • My parents always buy sweets.
  • My parents do not / don't always buy sweets?

  • Her sister eats chocolate every day.
  • Her sister does not eat chocolate every day.

  • My brother studies for English.
  • My brother does not study for English.

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
Bij het werkwoord 'to be' (am/is/are) 
gebruik je nooit do/don't/does/doesn't

Bij alle andere werkwoord MOET 
je deze hulpwerkwoorden gebruiken.

Slide 11 - Tekstslide

Maak ontkennend:
The boy eats pizza every day
A
The boy don't eats pizza every day.
B
The boy doesn't eat pizza every day.
C
The boy don't eat pizza every day.
D
The boy doesn't eats pizza every day.

Slide 12 - Quizvraag

Maak ontkennend:
My sister plays football.

Slide 13 - Open vraag

Maak ontkennend:
Our parents go to school.

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Link

Slide 16 - Link