BOL LE B week 5 Hart

week 5 Hart
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

week 5 Hart

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen week 5
Je kunt uitleggen wat de risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn.

Je kunt uitleggen hoe arteriosclerose en atherosclerose leiden tot hart- en vaatziekten.
Je kunt uitleggen hoe de bloeddruk in het lichaam gereguleerd wordt.
Je kunt beschrijven hoe je de bloeddruk, de veneuze druk en de pols meet en interpreteert.
Je kunt uitleggen aan welke symptomen je de beschreven hart- en vaatziekten kunt herkennen.
Je kunt verklaren welke onderzoeken en behandelingen zinvol zijn bij de beschreven hart- en vaatziekten 




Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leg uit wat de risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn.

Slide 3 - Woordweb

Vooral een hoog cholesterolgehalte, 
hoge bloeddruk, 
roken, 
diabetes mellitus en 
overgewicht vergroten sterk het risico op het ontstaan van hart- en vaatziekten. Bij familiaire belasting is het risico nóg groter.
Cholesterol

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CHolesterol helpt bij de aanmaak van
A
Gal, vitamine D en Hormonen
B
Gal, vitamine K en hormonen
C
Vitamine D, afvalstoffen en Gal
D
Vitamine K, afvalstoffen en hormonen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De lever zet glucose om in Acetyl-coA en HMG-coA. vervolgens wordt er cholesterol aangemaakt. Wat helpt om de HMG-coA te remmen?

Slide 6 - Open vraag

Statines - simvastatine en 
Trigliceriden, fosfolipiden en cholesterol zijn bolletjes vet die ook wel chylomicron genoemd worden (lipo-proteine = vet eiwitten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Ontstaat door inname voedsel/vetten. worden verteerd en in de darmcel opgenomen - lipo proteine gaan via lymfe naar de bloedbaan. 

Wordt gebruikt als:
Brandstof
Energie voor vetweefsel

Overige chylomicron gaat naar lever voor verder bewerking
Een teveel aan ........ kan in de bloedvaten gaan zitten en kan atherosclerose veroorzaken
A
vLDL
B
LDL
C
HDL

Slide 8 - Quizvraag

HDL liefst zo hoog mogelijk. Helpt met een te hoog cholesterol op te ruimen
Atherosclerose
75% LDL
20% HDL
5% vLDL
Teveel LDL zet zich af tegen vaatwand
Macrofagen (witte bloedcellen)  proberen LDL op te ruimen (Fagocytose)
Macorfaag barst open - gevolg ophoping LDL - cholesterol en dode cellen. 
atheromateuze plaque

Nauwe en stugge slagaderwand 
Bloedplaatjes  kunnen stukslaan op de plaque- 
bloedstolsel - Trombose



Slide 9 - Tekstslide

Ongeveer 75% van alle cholesterol die in het bloed aanwezig is, is van het type LDL. HDL bevat 20% van de totale hoeveelheid cholesterol in het bloed en VLDL de resterende 5%. Vooral het LDL bepaalt dus het cholesterolgehalte van het bloed. Een hoog cholesterolgehalte wil dan ook zeggen een grote hoeveelheid LDL in het bloed. Deze ‘slechte’ cholesterol blijft in het bloed en kan zich in de vaatwand afzetten, waardoor atherosclerose ontstaat. Door zijn kleine afmetingen is het LDL in staat tussen de cellen aan de binnenzijde van de vaatwand door te dringen en zich daar op te hopen. De witte bloedcellen (macrofagen) proberen het opgehoopte LDL op te ruimen door middel van fagocytose: de macrofaag eet het LDL als het ware op. Uit dit LDL wordt in de macrofaag cholesterol vrijgemaakt. Hoopt zich te veel LDL op in de macrofaag, dan barst deze; de cholesterol komt vrij en hoopt zich tussen de vaatwanden op. Dit trekt nog meer macrofagen aan naar het gebied en zo ontstaat geleidelijk een ophoping van dode cellen en LDL met cholesterol (een atheromateuze plaque).
Verschil Arteriosclerose en atherosclerose
  • arteriosclerose -aantal elastische vezels in de vaatwand af door degeneratie, bijvoorbeeld ouderdom. Door deze afname van de elasticiteit in de slagaders (arteriën) neemt hun stugheid toe, waardoor de bloeddruk stijgt.



  • Atherosclerose - vetafzetting - plaque

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddruk

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bloeddruk zorgt ervoor dat het bloed blijft stromen in ons lichaam waarbij de organen en weefsel genoeg zuurstof en voedingsstoffen krijgen
A
Waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het hart ontspant, dus niet knijpt dan spreken we van de systolische bloeddruk?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Systolisch 
Diastolisch
Bovendruk
onderdruk
gemiddeld tussen de 115 en 140 millimeter kwikdruk
ontspanningsfase
uitdrijvingsfase
Gemiddeld tussen de 60 en 90 mmHg.

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddrukbepalende factoren
het hartminuutvolume (cardiac output) en de pompkracht van het hart;

het bloedvolume in de slagaders; o.a.natrium
de wijdte en/of elasticiteit van de slagaders;
de perifere weerstand


Slide 15 - Tekstslide

Hartminuutvolume en pompkracht van het hart
Het hartminuutvolume is de hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt. Bepalend hiervoor zijn de hoeveelheid bloed die het hart per slag uitpompt (slagvolume) en het aantal keren dat het hart samentrekt per minuut (hartfrequentie). In formulevorm: hartminuutvolume = slagvolume x hartfrequentie.
Ook de pompkracht van het hart speelt een rol bij de bloeddruk. Deze factor beïnvloedt alleen de systolische druk. Neemt het hartminuutvolume en/of de pompkracht van het hart toe, dan stijgt de systolische druk en andersom.
Bloedvolume in de slagaders
Hoe meer bloed in de slagaders, des te hoger de bloeddruk. De mate van vocht in de bloedvaten hangt onder andere af van de hoeveelheid wateraantrekkende stoffen in het bloed, zoals zouten, eiwitten en glucose.
De bekendste oorzaak van een bloeddrukstijging is overmatig zoutgebruik: deze factor beïnvloedt zowel de diastolische als de systolische druk. Neemt het bloedvolume in de slagaders toe, dan stijgt de bloeddruk en andersom.
Bij diabetes mellitus kan door een gebrek aan insuline de hoeveelheid glucose in de bloedbaan toenemen (hyperglykemie). Glucose trekt water aan, waardoor meer vocht in de bloedbaan wordt vastgehouden. Het bloedvolume neemt hierdoor toe, waardoor de bloeddruk zal stijgen.
Wijdte en/of elasticiteit van de slagaders
Deze factor beïnvloedt vooral de systolische bloeddruk. Neemt de elasticiteit van de vaatwand af of wordt de slagader nauwer, bijvoorbeeld door slagaderverkalking (atherosclerose), dan neemt de systolische druk toe. Wordt het bloedvat wijder, dan neemt de systolische druk af.
Perifere weerstand
De perifere weerstand is de druk in de arteriolen en de venulen en hangt af van de wijdte van deze bloedvaatjes. Die weerstand beïnvloedt zowel de diastolische als de systolische druk.
Neemt de wijdte van de perifere vaten af (vernauwing), dan neemt de perifere weerstand toe en dus ook de bloeddruk. Neemt, andersom, de wijdte van de perifere vaten toe, dan neemt de perifere weerstand af en daalt de bloeddruk. Staat iemand bijvoorbeeld lang stil in een warme omgeving, dan verwijden de perifere bloedvaten zich, neemt de perifere weerstand af en daalt de bloeddruk. Door de dalende bloeddruk kan iemand flauwvallen.Hartminuutvolume en pompkracht van het hart
Het hartminuutvolume is de hoeveelheid bloed die het hart per minuut uitpompt. Bepalend hiervoor zijn de hoeveelheid bloed die het hart per slag uitpompt (slagvolume) en het aantal keren dat het hart samentrekt per minuut (hartfrequentie). In formulevorm: hartminuutvolume = slagvolume x hartfrequentie.
Ook de pompkracht van het hart speelt een rol bij de bloeddruk. Deze factor beïnvloedt alleen de systolische druk. Neemt het hartminuutvolume en/of de pompkracht van het hart toe, dan stijgt de systolische druk en andersom.
Bloedvolume in de slagaders
Hoe meer bloed in de slagaders, des te hoger de bloeddruk. De mate van vocht in de bloedvaten hangt onder andere af van de hoeveelheid wateraantrekkende stoffen in het bloed, zoals zouten, eiwitten en glucose.
De bekendste oorzaak van een bloeddrukstijging is overmatig zoutgebruik: deze factor beïnvloedt zowel de diastolische als de systolische druk. Neemt het bloedvolume in de slagaders toe, dan stijgt de bloeddruk en andersom.
Bij diabetes mellitus kan door een gebrek aan insuline de hoeveelheid glucose in de bloedbaan toenemen (hyperglykemie). Glucose trekt water aan, waardoor meer vocht in de bloedbaan wordt vastgehouden. Het bloedvolume neemt hierdoor toe, waardoor de bloeddruk zal stijgen.
Wijdte en/of elasticiteit van de slagaders
Deze factor beïnvloedt vooral de systolische bloeddruk. Neemt de elasticiteit van de vaatwand af of wordt de slagader nauwer, bijvoorbeeld door slagaderverkalking (atherosclerose), dan neemt de systolische druk toe. Wordt het bloedvat wijder, dan neemt de systolische druk af.
Perifere weerstand
De perifere weerstand is de druk in de arteriolen en de venulen en hangt af van de wijdte van deze bloedvaatjes. Die weerstand beïnvloedt zowel de diastolische als de systolische druk.
Neemt de wijdte van de perifere vaten af (vernauwing), dan neemt de perifere weerstand toe en dus ook de bloeddruk. Neemt, andersom, de wijdte van de perifere vaten toe, dan neemt de perifere weerstand af en daalt de bloeddruk. Staat iemand bijvoorbeeld lang stil in een warme omgeving, dan verwijden de perifere bloedvaten zich, neemt de perifere weerstand af en daalt de bloeddruk. Door de dalende bloeddruk kan iemand flauwvallen.
Regulatie bloeddruk
Onwillekeurig - zenuwstelsel - neuraal 
Via hormonen - humoraal
formatio reticularis
Hersenen kunnen bloeddruk aanpassen (afvoerende zenuwen) 
Emoties/inspanning
formatio reticularis

hormonale regulatie zijn hormonen als renine, angiotensine, aldosteron en (nor)adrenaline betrokken. 
kunnen de wijdte van het vaatbed beïnvloeden, wat vooral de perifere weerstand en de hoeveelheid bloed in de slagaders reguleert.

Slide 16 - Tekstslide

Regulatie van de bloeddruk
Regeling van de bloeddruk gebeurt op twee manieren: via het (onwillekeurig) zenuwstelsel (neuraal) en via hormonen (humoraal). De neurale regulatie verloopt via de formatio reticularis in de hersenen. Deze ontvangt informatie over de bloeddruk via de druksensoren (barosensoren) in de aorta en de halsslagader. De hersenen kunnen, wanneer er veranderingen optreden (bij emoties of inspanning), via de afvoerende zenuwen de bloeddruk aanpassen. Bij de hormonale regulatie zijn hormonen als renine, angiotensine, aldosteron en (nor)adrenaline betrokken. Deze hormonen kunnen de wijdte van het vaatbed beïnvloeden, wat vooral de perifere weerstand en de hoeveelheid bloed in de slagaders reguleert.
BLoeddrukmeting
RR- Riva-Rocci methode
Bloederige methode - Katheter in slagader - continu
Arteriële katheter - ICU 
Vena cava superior - centraal veneuze druk - betrouwbaar - SHOCK

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Beschrijf risicofactoren voor atherosclerose.
Beschrijf oorzaken van hypertensie en hypotensie en welke behandelingen er kunnen worden toegepast

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies